ECLI:NL:RBDHA:2022:14229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
NL22.25097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening mvv nareis en gezinshereniging in het bestuursrecht

Op 28 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een gezin. Verzoekers, bestaande uit een referent met vluchtelingenstatus en zijn minderjarige zoon, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat zij hun mvv-stickers pas vanaf 16 mei 2023 konden ophalen. De verzoekers stelden dat deze eis in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000 en de Gezinsherenigingsrichtlijn.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoekers om zo snel mogelijk herenigd te worden zwaarder wogen dan de belangen van de verweerder. De rechtbank had eerder in een soortgelijke zaak geoordeeld dat de nareismaatregel, die vereiste dat gezinsleden moesten wachten op hun mvv-stickers, in strijd was met de wetgeving. De voorzieningenrechter besloot daarom om het verzoek van de verzoekers toe te wijzen en verweerder op te dragen om binnen 24 uur de ambassade in Istanbul te machtigen om de mvv-stickers af te geven.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die op € 759,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier mr. M. Belhaj, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25097

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

[V-nummer 1]
mede namens haar minderjarige zoon
[verzoeker]
[V-nummer 2]
hierna: verzoekers
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Procesverloop

Op 24 mei 2022 heeft [referent] (referent) voor verzoekers een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis ingediend. Bij besluit van 15 november 2022 (het besluit) heeft verweerder de gevraagde mvv’s verleend. Vanaf 16 mei 2023 kunnen verzoekers een afspraak maken bij de Nederlandse ambassade in Istanbul om hun mvv-sticker aan te vragen.
Verzoekers hebben op 2 december 2022 bezwaar gemaakt tegen het deel van het besluit waarin staat dat zij hun mvv’s pas vanaf 16 mei 2023 kunnen ophalen. Ook hebben verzoekers de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de verweerder wordt opgedragen om binnen 24 uur de ambassade de opdracht te geven om de mvv’s te verstrekken.
Verweerder heeft op 27 december 2022 telefonisch meegedeeld geen aanleiding te zien om een verweerschrift in te dienen. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat hij in eerder rechtbankprocedures over soortgelijke zaken heeft ingenomen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verzoekers hebben verzocht om hen vrij te stellen van de verplichting om griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Verzoekers hebben dit verzoek voldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
2. Op 11 mei 2022 is aan referent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referent heeft de vluchtelingenstatus. Hij heeft op 24 mei 2022 een mvv nareis aangevraagd voor zijn vrouw en hun zoon. Dat verzoekers in aanmerking komen voor de gevraagde mvv is niet in geschil. Deze aanvraag is namelijk ingewilligd. Het gaat in deze zaak alleen om de vraag of verweerder heeft mogen bepalen dat verzoekers de mvv-stickers met ingang van 16 mei 2023 kunnen ophalen, tenzij referent eerder over geschikte huisvesting beschikt.
3. Verzoekers voeren aan dat de eis dat referent geschikte huisvesting heeft voordat een mvv kan worden afgegeven, in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] .
4.1
De voorzieningenrechter overweegt dat de meervoudige kamer van de rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, op 23 december 2022 uitspraak heeft gedaan over een soortgelijke zaak [3] . Ook in die uitspraak gaat het om een referent met de Turkse nationaliteit die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft gekregen vanwege zijn vluchtelingenstatus. De rechtbank heeft in de uitspraak van 23 december 2022 een oordeel gegeven over de nareismaatregel. Deze maatregel komt erop neer dat gezinsleden vanaf het moment van verlening van de mvv in beginsel zes maanden moeten wachten tot ze hun mvv daadwerkelijk mogen ophalen. De wachttermijn mag in ieder geval niet langer zijn dan zes maanden en de totale termijn vanaf het moment van de aanvraag om een mvv tot het afhalen van de mvv niet langer dan vijftien maanden. Als de referent passende huisvesting heeft, gelden deze regels niet en mogen de gezinsleden direct de mvv ophalen. Kort weergegeven heeft de rechtbank geconcludeerd dat de nareismaatregel in strijd is met de Vw en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank heeft ook geconcludeerd dat (mogelijke) schending van artikel 3 van het EVRM [4] geen grondslag biedt voor de door verweerder afgekondigde nareismaatregel.
4.2
De voorzieningenrechter ziet geen enkele aanleiding om in deze zaak tot een andere conclusie te komen dan de rechtbank in de uitspraak van 23 december 2022 heeft getrokken. Gelet op de overwegingen van de rechtbank in deze uitspraak, heeft het bezwaar van verzoekers een grote kans van slagen. Daarom wegen de belangen van verzoekers om zo snel mogelijk met referent herenigd te worden, zwaarder dan het belang van verweerder. Dit betekent dat de voorzieningenrechter reden ziet om de door verzoekers verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen in die zin dat verweerder verzoekers onmiddellijk in de gelegenheid moet stellen om hun mvv-sticker af te halen bij de Nederlandse ambassade in Istanbul.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst het bestreden besluit, voor zover daarin is bepaald dat verzoekers vanaf 16 mei 2023 hun mvv-stickers kunnen aanvragen;
- draagt verweerder op om de Nederlandse ambassade te Istanbul (Turkije) binnen 24 uur na deze uitspraak te machtigen om de al toegekende machtigingen tot voorlopig verblijf aan verzoekers af te geven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Richtlijn 2003/86/EG.
3.Te vinden op: rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBDHA:2022:14097.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.