In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.M. Deiman, tegen de officier van justitie van het arrondissementparket Den Haag. Het verzoek betrof een schadevergoeding op grond van artikel 10:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vanwege een termijnoverschrijding door de officier van justitie bij het indienen van een verzoek voor een zorgmachtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 7 juli 2022 is gestart met de voorbereiding van de zorgmachtiging, maar dat het verzoek pas op 19 augustus 2022 is ingediend, wat een overschrijding van de wettelijke termijn van vier weken met 15 dagen betekende. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de voorbereiding van de zorgmachtiging op 15 juli 2022 is geschorst, omdat verzoeker een eigen plan van aanpak wilde opstellen. Hierdoor was de maximale termijn voor het indienen van het verzoek, inclusief de schorsing, zes weken, wat betekende dat de termijn op 18 augustus 2022 afliep. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding slechts één dag was en dat verzoeker niet voldoende schade heeft aangetoond die het verzoek om schadevergoeding rechtvaardigt. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot schadevergoeding afgewezen en volstaan met de constatering van het verzuim.