ECLI:NL:RBDHA:2022:14228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
C/09/635374 / FA RK 22-6181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens termijnoverschrijding bij zorgmachtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.M. Deiman, tegen de officier van justitie van het arrondissementparket Den Haag. Het verzoek betrof een schadevergoeding op grond van artikel 10:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vanwege een termijnoverschrijding door de officier van justitie bij het indienen van een verzoek voor een zorgmachtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 7 juli 2022 is gestart met de voorbereiding van de zorgmachtiging, maar dat het verzoek pas op 19 augustus 2022 is ingediend, wat een overschrijding van de wettelijke termijn van vier weken met 15 dagen betekende. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de voorbereiding van de zorgmachtiging op 15 juli 2022 is geschorst, omdat verzoeker een eigen plan van aanpak wilde opstellen. Hierdoor was de maximale termijn voor het indienen van het verzoek, inclusief de schorsing, zes weken, wat betekende dat de termijn op 18 augustus 2022 afliep. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding slechts één dag was en dat verzoeker niet voldoende schade heeft aangetoond die het verzoek om schadevergoeding rechtvaardigt. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot schadevergoeding afgewezen en volstaan met de constatering van het verzuim.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/635374 / FA RK 22-6181
Datum beschikking: 18 november 2022
Schadevergoeding ex art. 10:12 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Beschikking op het op 19 september 2022 ingediende verzoekschrift van:

[de man01] ,

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedatum01] 1964 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. L.M. Deiman te Rotterdam,
tegen

de officier van justitie van het arrondissementparket Den Haag,

kantoorhoudende te Den Haag,
hierna te noemen: verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • de brief van de geneesheer-directeur van 15 juli 2022, ter zitting overgelegd door de officier van justitie.
Op 4 november 2022 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- de advocaat van verzoeker;
- de officier van justitie, mr. S. van Dongen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet bereid was zich te doen horen. De advocaat heeft daartoe ter zitting verklaard dat verzoeker erg zenuwachtig wordt van alles rondom rechterlijke procedures. De advocaat heeft hem daarom geadviseerd om niet naar de rechtbank te komen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de behandeling van het verzoek aan te houden om verzoeker alsnog in de gelegenheid te stellen om ter zitting te verschijnen.

Feiten

Op 7 juli 2022 is de officier van justitie gestart met de voorbereiding van een aansluitende zorgmachtiging.
Op 14 juli 2022 is door verzoeker een eigen plan van aanpak opgesteld.
Op 15 juli 2022 heeft de geneesheer-directeur het besluit genomen verzoeker in de gelegenheid te stellen een eigen plan van aanpak te maken. De voorbereiding van de zorgmachtiging is hiermee geschorst.
Op 19 augustus 2022 is door de officier van justitie het verzoekschrift voor een aansluitende zorgmachtiging ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens op 6 september 2022 een aansluitende zorgmachtiging verleend voor de duur van 24 maanden tot en met
6 september 2024.

Verzoek en verweer

Verzoeker heeft verzocht om voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verweerder te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding ter hoogte van € 300,00.
Verzoeker heeft daartoe gesteld dat de in artikel 5:16, eerste lid, van de Wvggz opgenomen maximale termijn van vier weken voor het indienen van een verzoek voor een zorgmachtiging met 15 dagen is overschreden. De officier van justitie is op 7 juli 2022 gestart met de voorbereiding van de zorgmachtiging zodat de termijn eindigde op 4 augustus 2022. Het verzoek is echter pas op 19 augustus 2022 ingediend. Verzoeker heeft door deze termijnoverschrijding spanning en frustratie ondervonden. De schade die verzoeker daardoor heeft geleden wordt begroot op € 300,00 (15 dagen x € 20,00).
De advocaat heeft namens verzoeker ter zitting aangevoerd dat verzoeker de brief van de geneesheer-directeur niet heeft ontvangen. Hij was dan ook niet op de hoogte van de schorsing van de termijn en verwachtte dat binnen vier weken een besluit zou worden genomen. De brief doet niet af aan de periode van onzekerheid waarin verzoeker heeft verkeerd.
Verweerder heeft gesteld dat de voorbereiding van de zorgmachtiging door de geneesheer-directeur voor twee weken geschorst naar aanleiding van het verzoek van verzoeker om een eigen plan van aanpak op te stellen. Deze schorsing is op 15 juli 2022 aan verzoeker schriftelijk kenbaar gemaakt. De maximale duur voor het voorbereiden van een zorgmachtiging is, inclusief de schorsing, zes weken en deze liep daarmee af op 18 augustus 2022. Op 19 augustus 2022 heeft verweerder het verzoek voor een zorgmachtiging ingediend bij de rechtbank Den Haag. Vanaf het moment dat de schorsing schriftelijk aan verzoeker bekend is gemaakt, heeft hij niet langer in onzekerheid verkeerd. De termijnoverschrijding beperkt zich daarmee tot één dag. Deze overschrijding is dermate gering dat kan worden volstaan met de enkele constatering van het verzuim.

Beoordeling

Indien de wet niet in acht is genomen door de officier van justitie, kan op grond van artikel 10:12, derde lid, van de Wvggz door betrokkene of diens vertegenwoordiger worden verzocht tot toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
In artikel 5:5, eerste lid, van de Wvggz is bepaald dat indien betrokkene de geneesheer-directeur schriftelijk te kennen heeft gegeven een plan van aanpak te willen opstellen om verplichte zorg te voorkomen, de geneesheer beslist of de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt geschorst om betrokkene in de gelegenheid te stellen het plan van aanpak op te stellen. Blijkens het bepaalde in artikel 5:5, vijfde lid, Wvggz, duurt de schorsing twee weken vanaf het moment waarop de geneesheer-directeur zijn besluit heeft meegedeeld.
De officier van justitie deelt blijkens het bepaalde in artikel 5:16, eerste lid, van de Wvggz zijn beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, mee. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 5:5, vijfde lid, geldt hiervoor een termijn van uiterlijk zes weken.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de officier van justitie op 7 juli 2022 is gestart met de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging. Vervolgens is op 15 juli 2022 door de geneesheer-directeur beslist verzoeker op diens verzoek in de gelegenheid te stellen een eigen plan van aanpak op te stellen zoals bedoeld in artikel 5:5, vijfde lid, van de Wvggz. De voorbereiding van het verzoekschrift tot een zorgmachtiging is daaropvolgend voor een periode van twee weken geschorst. De uiterste dag van de termijn waarbinnen de officier van justitie dient te beslissen of is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, valt daarmee op 18 augustus 2022. Op 19 augustus 2022 heeft de officier van justitie meegedeeld dat hij van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan en op diezelfde datum is het verzoek voor een zorgmachtiging ingediend bij de rechtbank.
Op grond van het voorgaande, constateert de rechtbank dat sprake is van een overschrijding van de wettelijke beslistermijn van de officier van justitie in de zin van artikel 5:16 van de Wvggz, te weten een overschrijding van één dag. Dat verzoeker als gevolg van deze termijnoverschrijding schade heeft opgelopen vanuit gevoelens van angst en spanning waar verzoeker in de vorm van een schadevergoeding voor dient te worden gecompenseerd is, gezien de zeer beperkte termijnoverschrijding, echter niet vast komen te staan. Dat verzoeker de brief waarin de schorsing wordt meegedeeld niet heeft ontvangen maakt dit, wat daar overigens van zij, niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden volstaan met de enkele constatering van het feit dat de wettelijke beslistermijn is overschreden.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek tot schadevergoeding worden afgewezen.

Beslissing:

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.E. Schotte, rechter, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.