Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 6 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. Op 1 juli 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Eiseres heeft desondanks aangegeven het beroep te handhaven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag niet meer ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang meer heeft. Daarnaast is de vraag aan de orde of eiseres in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen. Eiseres stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht.
De rechtbank overweegt dat het uitsluiten van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag leiden tot ongunstigere procedurevoorschriften voor asielaanvragen dan die welke gelden voor soortgelijke situaties naar nationaal recht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de onverbindendheid van de Tijdelijke wet bevestigen, maar oordeelt ook dat artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie niet in de weg staat aan de afschaffing van de bestuurlijke dwangsom.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat eiseres met het beroep niet kan bereiken wat zij wil, waardoor het procesbelang ontbreekt. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.