Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiser v-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. M. Erik),
Procesverloop
Overwegingen
De situatie waarin een vreemdeling volgens de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat hij vóór vertrek uit zijn land van herkomst al in de negatieve aandacht van een actor van vervolging stond. Als die negatieve aandacht is gewekt doordat de vreemdeling uiting heeft gegeven aan zijn politieke overtuiging over de actor van vervolging of het overheidsbeleid van zijn land van herkomst of doordat hem door de actor van vervolging een politieke overtuiging wordt toegedicht, dan kan die vreemdeling alleen daarom al een gegronde vrees voor vervolging hebben als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn. Daarbij is niet relevant of die vreemdeling een politieke overtuiging van een bepaalde sterkte heeft (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, en artikel 10, tweede lid, van de Kwalificatierichtlijn, en de zienswijze van UNHCR).’.
De situatie waarin een vreemdeling al in het land van herkomst een politieke overtuiging uitte door het verrichten van politieke activiteiten, de actor van vervolging daarvan toen niet op de hoogte is geraakt, terwijl die vreemdeling na afwijzing van de asielaanvraag in het land van ontvangst en na terugkeer naar het land van herkomst die activiteiten voortzet. Dergelijke ’sur place' activiteiten die een continuering vormen van eerder onopgemerkte activiteiten liggen buiten het bereik van deze verwijzingsuitspraak. Dit omdat in deze situatie, anders dan in deze verwijzingsuitspraak, het onderzoek en de beoordeling van de beslisautoriteit en de rechterlijke controle daarvan zich concentreren op de vraag naar de gegrondheid van de vrees en niet op de vraag naar de sterkte van de politieke overtuiging.’.