ECLI:NL:RBDHA:2022:14122
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en oplegging van dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 11 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die hij op 19 oktober 2021 had ingediend. De rechtbank Den Haag heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te nemen.
De rechtbank oordeelt dat, ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan verplichten om binnen een bepaalde termijn een nieuw besluit te nemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft deze uitspraak na te leven.
De rechtbank overweegt verder dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat de mogelijkheid bestaat om bij de rechter te klagen over de schending van de verplichting om binnen een vastgestelde termijn te beslissen. De rechtbank vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 december 2022.