Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder/
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 6 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 september 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks aangegeven het beroep te handhaven. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank constateert dat met de inwilliging van de asielaanvraag het beroep in zoverre geen procesbelang meer heeft, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb. Daarnaast wordt de vraag behandeld of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van bepaalde artikelen van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen, waardoor eiser geen recht heeft op bestuurlijke dwangsommen. Eiser betwist de geldigheid van deze wet op basis van strijdigheid met het Unierecht.
De rechtbank overweegt dat het uitsluiten van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag leiden tot ongunstigere procedurevoorschriften voor asielaanvragen dan voor soortgelijke situaties naar nationaal recht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de onverbindendheid van de Tijdelijke wet bevestigen, maar oordeelt ook dat artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie niet in de weg staat aan de afschaffing van de bestuurlijke dwangsom.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij wil. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.