ECLI:NL:RBDHA:2022:13981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
NL22.8887 en NL22.8890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluiten en rechtmatig verblijf van vreemdelingen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL22.8887 en NL22.8890, waarbij eisers, een Filipijns echtpaar, in beroep zijn gegaan tegen terugkeerbesluiten die hen verplichten binnen 28 dagen naar de Filipijnen terug te keren. De rechtbank heeft op 19 december 2022 de beroepen behandeld, waarbij eiser op zitting aanwezig was met zijn gemachtigde, terwijl eiseres niet verscheen. De terugkeerbesluiten zijn opgelegd omdat eisers gedurende ongeveer acht jaar zonder verblijfsrecht in Nederland verbleven. De rechtbank heeft overwogen dat de eisers niet hebben betwist dat zij geen rechtmatig verblijf hebben en dat verweerder op grond van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) verplicht was om de terugkeerbesluiten op te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten voldoende gemotiveerd zijn en dat de juridische en feitelijke grondslagen van de besluiten correct zijn. De stelling van eisers dat de besluiten voortvloeien uit een onrechtmatige staandehouding van eiser werd verworpen, aangezien dit geen invloed heeft op de rechtmatigheid van de terugkeerbesluiten. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en verweerder niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.8887 en NL22.8890

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres),

V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2]
tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Uç).

Procesverloop

Bij besluiten van 9 mei 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eisers een terugkeerbesluit opgelegd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is op zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag 1] 1988 en eiseres is geboren op [geboortedag 2] 1990. Eisers hebben beiden de Filipijnse nationaliteit. Zij verblijven gedurende ongeveer acht jaar zonder verblijfsrecht in Nederland en hebben daartoe ook geen aanvraag ingediend. Eisers zijn op 29 april 2022 staande gehouden door de politie eenheid Den Haag, waarna eiser diezelfde dag is gehoord over het opleggen van een terugkeerbesluit. Eiseres is de volgende dag – 30 april 2022 – gehoord over het opleggen van een terugkeerbesluit. Beiden is volgend op hun gehoor een terugkeerbesluit opgelegd, echter heeft verweerder die besluiten op 2 mei 2022 ingetrokken. Vervolgens zijn eisers opgeroepen om 9 mei 2022 in persoon te verschijnen, waarna zij opnieuw zijn gehoord over het opleggen van een terugkeerbesluit en de bestreden besluiten zijn genomen.
2. Verweerder heeft eisers in de bestreden besluiten de verplichting opgelegd om binnen een termijn van 28 dagen terug te keren naar de Filipijnen [1] , omdat eisers niet rechtmatig in Nederland verblijven.
Wat vinden eisers en verweerder in beroep?
3. Eisers vinden dat nu de rechtbank heeft geoordeeld [2] dat het staandehouden van eiser onrechtmatig was, de terugkeerbesluiten daarmee voortvloeien uit onrechtmatig overheidshandelen en vernietigd moeten worden. Ook vinden eisers dat verweerder de terugkeerbesluiten onvoldoende heeft gemotiveerd, aangezien het besluit geen concrete feitelijke en juridische grondslagen bevat. Verder voeren eisers aan dat niet is gebleken dat de nieuwe terugkeerbesluiten in motivering verschillen van de ingetrokken terugkeerbesluiten, terwijl die laatste volgens verweerder een motiveringsgebrek bevatten. Ook betwisten zij dat het terugkeerbesluit van 9 mei 2022 aan eiser in persoon is uitgereikt.
4. Verweerder heeft op zitting gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Rechtmatigheid bestreden besluiten
5. De rechtbank overweegt dat eisers niet hebben betwist dat zij geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben. Verweerder was daarom verplicht om eisers op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vreemdelingenweg 2000 (Vw 2000), een terugkeerbesluit op te leggen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd zijn. In de bestreden besluiten is vermeld op welke juridische grondslag (artikel 62 van de Vw 2000), en op welke feitelijke grondslag (eisers verblijven beiden onrechtmatig in Nederland) de terugkeerbesluiten berusten. Verder bevatten de terugkeerbesluiten van 9 mei 2022, anders dan eisers stellen, wel degelijk een meer omvangrijke motivering dan de ingetrokken besluiten. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht is in de bestreden besluiten bijvoorbeeld de wens om in Nederland als gezin te werken en een toekomst op te bouwen, betrokken.
6. De stelling dat de bestreden besluiten voortvloeien uit een onrechtmatige staandehouding van eiser maakt niet dat hierom de bestreden besluiten onrechtmatig zijn. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] volgt namelijk dat een aan het nemen van een terugkeerbesluit voorafgaande onrechtmatige staandehouding geen afbreuk doet aan de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld. De Afdeling overweegt daarbij dat voor het nemen van een dergelijk besluit, anders dan voor het nemen van een besluit tot het opleggen van een maatregel van bewaring, niet is vereist dat de betrokken vreemdeling zich in de macht van de bevoegde autoriteiten bevindt en de staandehouding niet van directe betekenis is voor het nemen van het terugkeerbesluit. Zoals onder 5 is overwogen, is de juridische en feitelijke grondslag van de bestreden besluiten immers gelegen in het onrechtmatig verblijf van eisers in Nederland en niet in de (omstandigheden van de) staandehouding van 29 april 2022. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie hierover en wijst het ter zitting daartoe gedane verzoek af.
Volledigheid procesdossier
7. Verweerder heeft gedurende de beroepsfase de eerder opgelegde terugkeerbesluiten en de intrekkingsbesluiten van die terugkeerbesluiten toegevoegd aan het procesdossier. Wat eisers hierover hebben aangevoerd (dat het procesdossier onvolledig is), behoeft daarom naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking meer. Op zitting heeft de gemachtigde van eisers gesteld dat wordt getwijfeld of de bestreden besluiten daadwerkelijk aan eisers zijn uitgereikt. Verweerder heeft dit ter zitting gemotiveerd weersproken, waarna de rechtbank verweerder de mogelijkheid heeft geboden om na zitting nadere bewijsstukken te overleggen. Uit de door verweerder na zitting overgelegde stukken blijkt dat de bestreden besluiten inderdaad aan eisers zijn uitgereikt, nu op beide kopieën van terugkeerbesluiten een stempel van het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken met de vermelding ‘ontvangen’ zichtbaar is. Voor zover de gemachtigde van eisers deze beroepsgrond met betrekking tot de uitreiking van het terugkeerbesluit aan eiser gehandhaafd heeft, slaagt die beroepsgrond niet.
Wat is de conclusie?
8. Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden niet slagen. De beroepen zijn ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van wat is bepaald in artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie de uitspraak van rechtbank Den Haag van 1 juni 2022 (NL22.8888).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:744.