ECLI:NL:RBDHA:2022:13954
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 30 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 15 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat met de inwilliging van de asielaanvraag het beroep tegen het niet-tijdig beslissen geen procesbelang meer heeft, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
Daarnaast is de vraag aan de orde of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit op besluiten omtrent asielaanvragen. Hierdoor kan verweerder geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren aan eiser. De rechtbank overweegt dat de regeling in overeenstemming is met het Unierecht, waarbij het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht zijn genomen.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij wil, gezien de uitsluiting van de bestuurlijke dwangsom. Eiser heeft wel recht op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.