Overwegingen
1. Eiser heeft zich op 14 november 2005 ziekgemeld voor zijn werkzaamheden als elektromonteur voor 38 uur per week. Met ingang van 17 maart 2009 is aan eiser een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Bij besluit van 5 december 2016 heeft verweerder de WIA-uitkering van eiser per 6 februari 2017 beëindigd, op de grond dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 16 juli 2017 gegrond verklaard en daarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 6 februari 2017 vastgesteld op 46,99%. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 20 december 2017 heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 29 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2. Eiser heeft via een formulier op 19 december 2018 bij verweerder gemeld dat zijn klachten zijn toegenomen. Eiser heeft daarop vermeld: “veel beperkingen – stemmingsverandering. Schildklier: vermoeidheidssyndroom. Psychische klachten/ depressie” en “angst en paniekaanvallen, slapeloze nachten. Angststoornis overgevoelig voor prikkels van buitenaf”.
3. In verband met deze melding heeft de verzekeringsarts onderzoek verricht. In zijn rapport van 20 april 2020 heeft deze arts geconcludeerd dat sprake is van dezelfde aandoeningen als waarmee eiser bekend was bij de eerdere beoordeling en dat ook geen sprake is van nieuwe of geïntensiveerde behandelingen. De eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 mei 2018 is volgens de verzekeringsarts dan ook onveranderd van toepassing.
4. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de door de verzekeringsarts opgestelde FML drie functies geduid, te weten de functies productiemedewerker machinaal inpakken (sbc-code: 111175), medewerker intern transport (sbc-code: 111220) en samensteller elektrotechnische apparatuur (sbc-code: 267050). Eiser wordt voor deze functies met inachtneming van zijn beperkingen geschikt geacht. Met deze functies kan eiser volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen zijn maatmanloon een mate van arbeidsongeschiktheid oplevert van 34,37%.
5. Bij besluit van 6 mei 2020 heeft verweerder de aan eiser toegekende WIA-uitkering per 7 juli 2020 beëindigd, op de grond dat eiser per 21 april 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
6. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens in zijn rapport van 21 september 2020 een nieuwe arbeidskundige beoordeling gemaakt. De arbeidsdeskundige heeft eiser geschikt bevonden voor de functies productiemedewerker machinaal inpakken (sbc-code: 111175), medewerker intern transport (sbc-code: 111220) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (sbc-code: 267071). Als reservefunctie heeft hij de functie van machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (sbc-code: 271093) geduid. Met de drie eerst genoemde functies kan eiser volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen het maatmanloon een mate van arbeidsongeschiktheid van 39,18% oplevert.
7. Bij het primaire besluit van 30 september 2020 heeft verweerder het besluit van 6 mei 2020 ingetrokken en eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 7 mei 2020 vastgesteld op 39,18% en de WIA-uitkering van eiser per 1 augustus 2020 aangepast naar dat percentage.
8. In verband met het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) op 7 december 2020 rapport uitgebracht. In zijn rapport heeft de verzekeringsarts b&b vermeld dat er geen nieuwe onderzoeken of behandelingen zijn ingezet waaruit geconcludeerd kan worden dat op of rondom december 2018 de belastbaarheid van eiser significant anders was dan daarvoor. Uit het lichamelijk en psychisch onderzoek blijkt dat de beperkingen zoals vastgelegd in de FML meer dan voldoende zijn.
9. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 16 december 2020 geconcludeerd dat eiser niet geschikt is te achten voor de functie van productiemedewerker machinaal inpakken en dat deze functie daarom komt te vervallen. Hij acht eiser wel geschikt voor de overgebleven functies machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (sbc-code: 271093), medewerker intern transport (sbc-code: 111220) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (sbc-code: 267071). Het loon dat eiser met deze functies kan verdienen levert een mate van arbeidsongeschiktheid op van 48,79%
10. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b, het bezwaar van eiser gegrond verklaard en eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 7 mei 2020 vastgesteld op 48,79%.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat de datum van 7 mei 2020 onjuist is en dat voormeld arbeidsongeschiktheidspercentage geldt per 19 december 2018.
11. Eiser voert aan dat zijn toegenomen klachten al vanaf begin 2017 dateren. Door onwetendheid heeft eiser niet eerder de melding gedaan. Dat er sprake is van toegenomen klachten blijkt uit zijn meldingsformulier. Hij heeft daarin namelijk vermeld dat er sprake is van psychische klachten, stemmingsveranderingen, angststoornis, zich terugtrekken, angst- en paniekaanvallen, slapeloosheid en overgevoeligheid voor prikkels. Deze klachten worden volgens eiser bevestigd in de in bezwaar overgelegde verklaringen van psychiater Van Fenema, GZ-psycholoog Van Buuren en psychiater Onstein. Uit die verklaringen blijkt ook dat deze klachten al eind 2016 zijn ontstaan. Eiser heeft voorts gewezen op het medisch advies van drs. Manten, internist-intensivist, dat hij in bezwaar heeft overgelegd. Daarin wordt vermeld dat hij lijdt aan het post intensive care syndroom (pics), dat er bij hem sprake is van cerebrale schade en van ernstige, hardnekkige en recidiverende psychiatrische problematiek, waarbij het ziektebeeld in tijd fluctueert, afhankelijk ook van de aanwezigheid van externe prikkels. Volgens eiser hebben de verzekeringsartsen daarom niet kunnen concluderen dat er sprake is van dezelfde aandoeningen als ten tijde van de vorige procedure die zag op de situatie per 6 februari 2017. Eiser heeft in beroep nog verklaringen van de huisarts, internist-endocrinoloog Biermasz en een indicatiebesluit van het CIZ overgelegd. Daaruit blijkt volgens eiser dat zijn psychische problematiek nog altijd voortduurt en dat aan hem een 24-uurszorg op grond van het pics en zijn psychiatrische problematiek werd geïndiceerd.
12. Gezien het geschil tussen partijen over de belastbaarheid van eiser heeft de rechtbank aanleiding gezien om verzekeringsarts Derks als deskundige te benoemen teneinde eiser te onderzoeken en de rechtbank van advies te dienen.
13. Deskundige Derks heeft in zijn rapport van 7 juni 2022 vermeld dat bij eiser op 19 december 2018 sprake is van een chronisch depressieve stoornis, matig van ernst, een posttraumatische stressstoornis, een status na recidiverende centrale sereuze retinopathie rechteroog met als gevolg sterk verminderd gezichtsvermogen rechts, hypothyreoidie bij TPO antistoffen, adequaat gesubstitueerd, astma, adequaat behandeld met inhalatiemedicatie, incontinentie voor urine, aspecifieke lage rugklachten, wisselend in ernst, en onbegrepen schouderklachten beiderzijds. Al deze klachten waren volgens de deskundige ook vóór 19 december 2018 aanwezig. De deskundige heeft voorts vermeld dat er voor eiser verdergaande beperkingen gelden dan door de verzekeringsarts in de FML van 20 april 2020 zijn vastgesteld. Daarbij gaat het om de items “aangewezen op een voorspelbare werksituatie, kan niet flexibel inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud” (item 9.5 in rubriek 1), omdat eiser uitermate rigide gedrag toont en niet goed in staat is in het omgaan van wisselende situaties, en “geknield of gehurkt actief zijn” (item 5.1 in rubriek 5). Voorts is eiser volgens de deskundige aanvullend beperkt te achten tot een arbeidsduur van ongeveer 4 uur per dag en gemiddeld 20 uur per week. In dit verband heeft de deskundige overwogen dat bij eiser sprake is van een depressie, chronisch en matig van ernst, die gepaard gaat met een slaap-waakstoornis en overmatig piekeren. Er is een combinatie van onvoldoende recuperatie ’s nachts door een stoornis in slapen, een toegenomen energieverbruik door aanhoudend piekeren en onrust en een tekort aan energie door aanwezigheid van een matig ernstige depressieve stoornis.
14. Verweerder heeft in reactie op het rapport van de deskundige gesteld dat onvoldoende duidelijk en/of gemotiveerd is op basis waarvan de twee extra beperkingen, geknield en gehurkt actief zijn en de urenbeperking, zouden moeten worden aangenomen in de FML per 19 december 2018 en hoe deze beperkingen zich verhouden tot de datum in geding in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 februari 2017. Volgens verweerder is de urenbeperking in tegenspraak met deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep omdat in de FML per 7 februari 2018 geen urenbeperking is opgenomen, terwijl de depressieve stoornis per die datum volgens de deskundige wel ernstiger was. Ook geeft de deskundige geen motivering waarom er extra beperking ten aanzien van knielen en hurken opgenomen dient te worden in het licht van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en het feit dat deze beperking niet eerder door een verzekeringsarts is aangenomen en ook niet is geclaimd door eiser.
15. De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op het rapport van de deskundige gesteld dat de door deskundige genoemde extra beperkingen niet door eiser worden geclaimd en dat deze ook tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ingaan.
16. Eiser heeft in reactie op het deskundigenrapport gesteld dat de deskundige onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn angst- en paniekklachten. Voorts heeft eiser het commentaar van zijn medisch adviseur Manten overgelegd, waarin volgens eiser Manten beargumenteerd de diagnose pics handhaaft en daarmee ook het ontbreken van benutbare mogelijkheden.
17. De deskundige heeft op verzoek van de rechtbank gereageerd op de standpunten van partijen. De deskundige heeft in zijn reactie vermeld dat hij bij zijn beoordeling wel degelijk kennis heeft genomen van eisers angst- en paniekklachten, maar dat deze klachten onderdeel zijn van de posttraumatische stressstoornis en dat daarmee in de FML voldoende rekening is gehouden door beperkingen aan te nemen op het gebied van samenwerken, omgaan met conflicten en eigen gevoelens uiten. Wat betreft de reactie van medisch adviseur Manten heeft de deskundige gesteld dat hij moet beoordelen of er sprake is van stoornissen als gevolg van ziekte en dat hij onvoldoende argumenten heeft gezien om de ziekte pics vast te stellen. Wel heeft de deskundige vastgesteld dat er sprake is van een andere ziekte, namelijk een psychische stoornis.
Wat betreft de knieklachten heeft de deskundige vermeld dat het niet aannemelijk is dat hiervan al sprake was per 19 december 2018, maar dat deze klachten pas gelden per augustus 2019.
Ten aanzien van de urenbeperking blijft de deskundige van mening dat gelet op de feitelijke gegevens aanleiding is om vanuit medische oogpunt een urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week, per 19 december 2018 aan te nemen.
18. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2017:3822) het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is immers bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van het advies van de deskundige niet kan worden gevolgd, is de rechtbank niet gebleken. 19. Uit het rapport van de deskundige blijkt dat de deskundige eiser op een drietal punten meer beperkt acht dan in de FML is vastgelegd: voorspelbare werksituatie (punt 9.5 in rubriek 1), knielen en hurken (punt 5.1 in rubriek 5) en een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de extra beperking op het punt voorspelbare werksituatie niet heeft betwist. De rechtbank ziet geen reden de deskundige daarin niet te volgen, zodat de FML op dit punt niet juist is.
De rechtbank ziet voorts aanleiding de deskundige te volgen in zijn conclusie dat een urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week dient te worden aangenomen. De deskundige heeft voldoende gemotiveerd waarom een urenbeperking dient te worden aangenomen en de verzekeringsarts b&b heeft het standpunt van de deskundige medisch inhoudelijk niet bestreden.
Ten aanzien van de knieklachten heeft de deskundige in zijn nadere reactie, in afwijking van zijn eerdere standpunt, vermeld dat deze klachten pas per augustus 2019 gelden. Deze datum ligt te ver na de datum 19 december 2018 om hier gevolgen aan te verbinden voor de in geding zijnde FML. Dit betekent dat de rechtbank deze extra beperking buiten beschouwing laat.
20. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de beperkingen van eiser op een tweetal punten zijn onderschat, namelijk voorspelbare werksituatie en een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week. Deze extra beperkingen gelden per 19 december 2018. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de deskundige in zijn latere reactie expliciet heeft vermeld dat de urenbeperking vanwege eisers psychische beperkingen geldt met ingang van 19 december 2018. Deze datum geldt ook voor wat betreft de beperking dat eiser is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, nu deze beperking voortkomt uit de psychische klachten van eiser.
21. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op een ondeugdelijke medische grondslag berust en dat eiser meer beperkt moet worden geacht dan door verweerder is aangenomen. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dient te worden vernietigd. Verweerder zal een nieuwe FML moeten opmaken, geldend per 19 december 2018, en vervolgens een nadere arbeidskundige beoordeling moeten verrichten. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, waarbij verweerder rekening moet houden met deze uitspraak.
22. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
23. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en een 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na het deskundigenonderzoek), met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.897,50.