ECLI:NL:RBDHA:2022:13881
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en gebrek aan bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser had verklaard dat hij na een dodelijk busongeluk door de familie van het slachtoffer was bedreigd en dat hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 oktober 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder zijn timide persoonlijkheid. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, die als tegenstrijdig en onlogisch werden beschouwd. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat hij problemen ondervond na het busongeluk en de rechtbank vond dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat er geen verband was tussen de ontvoering in Libië en de problemen in Nigeria.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat hij niet had aangetoond dat hij in aanmerking kwam voor vluchtelingenstatus of een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen als ongegrond en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.