ECLI:NL:RBDHA:2022:13881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL22.16468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en gebrek aan bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser had verklaard dat hij na een dodelijk busongeluk door de familie van het slachtoffer was bedreigd en dat hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 oktober 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder zijn timide persoonlijkheid. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, die als tegenstrijdig en onlogisch werden beschouwd. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat hij problemen ondervond na het busongeluk en de rechtbank vond dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat er geen verband was tussen de ontvoering in Libië en de problemen in Nigeria.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat hij niet had aangetoond dat hij in aanmerking kwam voor vluchtelingenstatus of een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen als ongegrond en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16468

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

ProcesverloopBij besluit van 9 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1994 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij een busongeluk heeft veroorzaakt waarbij een dodelijk slachtoffer is gevallen. Hij is vervolgens door de familie van het slachtoffer bedreigd. Deze familieleden behoren tot een cult. Zij hebben geëist dat eiser vijf miljoen Naira betaalt. Als hij dat niet doet dan zullen zij hem vermoorden. Vervolgens zijn de familieleden van het slachtoffer naar eisers huis gekomen, waar zij een vriend van hem hebben vermoord. De Nigeriaanse autoriteiten verdenken hem van deze moord. Nadat hij is aangevallen door twee jongens in Lagos, heeft hij Nigeria verlaten en besloten om naar Libië te vertrekken. In Libië is hij ontvoerd, mishandeld en herkend, waarbij is verteld dat hij werd gezocht in verband met de overleden vrouw in Nigeria. Bij terugkeer vreest hij voor de familie van het slachtoffer en de autoriteiten van Nigeria.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
dodelijke aanrijding;
problemen naar aanleiding van deze dodelijke aanrijding;
ontvoering in Libië.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit, herkomst en de dodelijke aanrijding geloofwaardig geacht. De gestelde problemen naar aanleiding van de dodelijke aanrijding heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft hierover wisselend, tegenstrijdig en onlogisch verklaard. Daarbij is het veroorzaken van een dodelijke aanrijding een commuun delict dat niet zonder meer leidt tot vluchtelingschap, tenzij sprake is van onevenredige of discriminatoire bestraffing. Dit laatste volgt niet uit eisers verklaringen. Verder vindt verweerder het geloofwaardig dat eiser is ontvoerd in Libië, maar niet dat eiser bij die ontvoering herkend zou zijn door cultisten. Nu geen verband is aangetoond tussen de ontvoering in Libië en de gestelde problemen van eiser in Nigeria, kan dit element niet verder worden getoetst op vluchtelingschap dan wel ernstige schade. Het ziet immers niet op de problemen van eiser in zijn land van herkomst. Volgens verweerder zijn de geloofwaardig geachte elementen niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. [1] Daarom kan eiser niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en is de asielaanvraag afgewezen. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat hij geen problemen ondervindt sinds de dodelijke aanrijding. Eiser heeft een toereikende verklaring afgelegd over de cult die hij vreest. Het is onredelijk van verweerder om te verwachten dat hij meer moet weten over die cult, nu hij pas voor het eerst met hen in aanraking kwam toen hij zich al in een vluchtsituatie bevond. Het bestreden besluit is op dit punt niet draagkrachtig gemotiveerd. Daarbij overdrijft verweerder door te stellen dat eiser meermalen wisselende, tegenstrijdige en onlogische verklaringen heeft afgelegd. Verweerder hanteert ten onrechte een westers kader over de nauwkeurigheid van eisers verklaringen en heeft onvoldoende rekening gehouden met zijn timide persoonlijkheid. Verder had verweerder de overgelegde stukken tijdens het nader gehoor moeten laten onderzoeken. Ook had verweerder een aanvullend voornemen moeten nemen over de bestraffing van een commuun delict in Nigeria en eiser in het algemeen het voordeel van de twijfel moeten gunnen. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte de geloofwaardigheid van de ontvoering in Libië niet zelfstandig heeft getoetst aan het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM. [3] Ten slotte had verweerder aanleiding moeten zien om eiser een reguliere verblijfsvergunning te verlenen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhalen/inlassen zienswijze
5. De rechtbank overweegt als eerste dat het enkele herhalen en inlassen van de zienswijze niet leidt tot een gegrond beroep, nu niet is aangegeven op welk punt de reactie van verweerder op de zienswijze onvoldoende is. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter. [4]
Referentiekader van eiser
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid voldoende rekening gehouden met de timide persoonlijkheid van eiser en zijn referentiekader. Uit vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter volgt dat verweerder bij het inrichten van de asielprocedure in algemene zin voldoende maatregelen heeft genomen om een zorgvuldige en objectieve beoordeling van een asielrelaas te waarborgen waarbij rekening moet worden gehouden met de culturele achtergrond van de vreemdeling. [5] Niet gesteld noch gebleken is op welk punt verweerder tekort is geschoten. Daarbij had eiser enige speciale aandachtspunten in de zienswijze naar voren moeten brengen, hetgeen niet is gedaan.
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
Element 3: problemen naar aanleiding van de dodelijke aanrijding
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de problemen met de familie van het slachtoffer van de dodelijke aanrijding ongeloofwaardig zijn. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Verklaringen over de cult
7.1.
Verweerder heeft hieraan ten grondslag kunnen leggen dat eiser slechts een summiere verklaring over de cult heeft afgelegd. Uit de verslaglegging van het nader gehoor blijkt dat volgens eiser deze groep meerdere namen heeft, te herkennen is aan een blauwe baret, meerdere moorden heeft gepleegd en invloedrijk is in Nigeria en Benin-city. Verweerder heeft dit niet ten onrechte als algemeenheden beschouwd. Van eiser mag verwacht worden dat hij een meer gedetailleerde en concrete verklaring kon afleggen. Dat eiser pas met de cult te maken kreeg toen hij zich in een vluchtsituatie bevond, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft in zijn zienswijze aangegeven dat de cult populair is in Nigeria, zodat mag worden verwacht dat eiser voorafgaand aan zijn vluchtsituatie ook al bekend was met de cult en hierover meer kan vertellen dan algemeenheden.
Tegenstrijdige en wisselende verklaringen
7.2.
Verweerder heeft verder terecht tegengeworpen dat eiser wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd op essentiële onderdelen van de gestelde problemen na de dodelijke aanrijding. Zo heeft eiser oorspronkelijk verklaard dat hij de familie gelijk na zijn vrijlating heeft gezien en daarna verklaard dat dit pas 1 of 2 dagen later was. Verder heeft eiser in eerste instantie verklaard dat de familie enkel wraak wilden voor hun moeder en dat de geldsom niet meer belangrijk was. Later komt eiser hierop terug en stelt hij dat de familie juist heeft benadrukt dat hij de geldsom moest betalen. Ook heeft eiser een wisselende verklaring afgelegd over de aanval in Lagos en of hij is aangevallen met een fles en een mes, of alleen met een fles. Verder heeft hij een tegenstrijdige verklaring afgelegd over het contact met de politie. Zo verklaart hij tegenstrijdig over of hij de politie heeft gebeld nadat zijn vriend werd vermoord of dat de politie uit eigen beweging is langsgekomen. Ook heeft hij tegenstrijdig verklaard over of hij na zijn vlucht nogmaals met de politie heeft gebeld. Eiser heeft deze tegenstrijdigheden en wisselende verklaringen niet, dan wel onvoldoende weerlegd.
7.3.
Voor zover eiser betoogt dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de correcties en aanvullingen over het bellen met de politie, volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat hij niet zonder meer gehouden is om dergelijke aanpassingen te volgen. Het enkele feit dat een correctie is gemaakt, maakt niet dat een tegenstrijdige verklaring is weggenomen. Verweerder mag van eiser verwachten dat hij in de correcties en aanvullingen toelicht waarom een in het gehoor opgenomen verklaring onjuist is. De enkele omstandigheid dat het ongerijmd zou zijn dat eiser met de politie heeft gebeld toen hij op de vlucht was, is geen afdoende uitleg waarom verweerder zich niet kan baseren op de verklaringen in het nader gehoor.
Ontsnapping aan de politie
7.4.
Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat de verklaring van eiser over zijn ontsnapping aan de politie nadat zijn vriend was vermoord onlogisch is. Indien eiser daadwerkelijk als moordverdachte werd gezien door de Nigeriaanse autoriteiten is het niet plausibel dat zij hem op enig moment alleen hebben gelaten om zich te verkleden.
Brand in de winkel van eisers moeder
7.5.
Daar komt bij dat verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser niet heeft onderbouwd dat de brand in de winkel van zijn moeder verband houdt met zijn problemen en het busongeluk. Eiser heeft enkel een vermoeden dat de winkel van zijn moeder door de familieleden in brand is gestoken. Het is onduidelijk hoe de moeder van eiser erachter is gekomen dat dit door de familieleden is veroorzaakt, nu eiser zelf heeft verklaard dat zij de brand niet heeft gezien. [6] Dat eiser pas voor het eerst in beroep heeft verklaard dat de zoon van de overleden vrouw op de dag van de brand in de winkel van zijn moeder is gesignaleerd, maakt dit niet anders. Eiser heeft namelijk geen toereikende verklaring afgelegd waarom hij dit niet eerder in de asielprocedure of tijdens het nader gehoor naar voren heeft gebracht.
Overlegde stukken
7.6.
Dat eiser twee bewijsstukken heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas leidt niet tot een ander oordeel. De documenten zijn immers niet afkomstig van een objectieve bron (de broer van eiser) en het zijn kopieën. Dit betekent, anders dan eiser betoogt, dat deze stukken niet op echtheid en authenticiteit beoordeeld kunnen worden. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat de broer van eiser in Nigeria bij de politie en bij de High Court of Justice verklaringen heeft afgelegd over de problemen van eiser, niet maakt dat eisers verklaringen hierover alsnog geloofwaardig moeten worden geacht.
Westers toetsingskader
7.7.
De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat verweerder een westerse toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Eiser heeft niet nader gespecificeerd, aan de hand van concrete voorbeelden, op welke wijze de tegengeworpen verklaringen zijn te wijten aan een westers toetsingskader.
Element 4: ontvoering in Libië
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij de ontvoering herkend is door cultisten. Gelet op het hiervoor overwogene (zie r.o. 7-7.7) heeft verweerder de problemen van eiser naar aanleiding van de dodelijke aanrijding ongeloofwaardig kunnen vinden. Het is daarom niet aannemelijk dat de familieleden naar hem op zoek zijn geweest in Libië en dat hij op enige wijze is herkend. Hieruit volgt dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen verband bestaat tussen de ontvoering in Libië en het busongeluk. Verweerder heeft zich vervolgens terecht op het standpunt gesteld dat de problemen in Libië niet verder hoeven te worden getoetst aan het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM. Libië is niet eisers land van herkomst en verweerder beoordeelt alleen of eiser gegronde vrees voor vervolging heeft in zijn land van herkomst Nigeria.
Voordeel van de twijfel
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om aan eiser het voordeel van de twijfel te gunnen. [7] Uit het voorgaande volgt namelijk dat verweerder eisers verklaringen niet ten onrechte niet samenhangend, aannemelijk of geloofwaardig heeft bevonden, zodat niet aan de vereisten van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 wordt voldaan.
Aanvullend voornemen
10. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet gehouden was om een aanvullend voornemen uit te brengen. [8] In de zienswijze heeft eiser aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat hij geen problemen zal ervaren gedurende het Nigeriaanse strafproces vanwege het door hem veroorzaakte ongeluk. Verweerder heeft daar gemotiveerd op gereageerd door te stellen dat sprake is van een commuun delict en dat eiser geen omstandigheden naar voren heeft gebracht op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat in Nigeria sprake kan zijn van onevenredige of discriminatoire bestraffing. De rechtbank overweegt dat hiermee geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die na het voornemen bekend zijn geworden of een andere beoordeling of weging van reeds bekende feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3.119 van het Vb 2000.
Ambtshalve verlening van een reguliere verblijfsvergunning
11. De rechtbank volgt eiser ten slotte niet in zijn betoog dat hij in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Dat eisers zus is overleden, hij al 3,5 jaar in Nederland verblijft, inmiddels is ingeburgerd en werkzaamheden verricht, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om te spreken van bijzondere en individuele omstandigheden. Verder komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van mensenhandel, nu de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem [9] het eerdere beroep van eiser ongegrond heeft verklaard. In deze procedure is al geoordeeld dat verweerder eiser geen verblijfsvergunning heeft hoeven verlenen vanwege zijn aangifte van mensenhandel. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.48 van het Vb 2000.
Wat is de conclusie?
12. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Het verdrag betreffende de status van vluchtelingen, artikel 1A.
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie onder meer in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169, r.o. 4.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:341.
6.Zie pagina 8 van het aanvullend gehoor.
7.Zie artikel 31, zesde lid van de Vw 2000.
8.Zie artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
9.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 30 september 2020 met zaaknummer AWB 19/8163.