ECLI:NL:RBDHA:2022:13871
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ZW-uitkering na beëindiging van WW en psychische klachten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had zich ziekgemeld na beëindiging van zijn recht op WW en ontving een ZW-uitkering. Verweerder heeft bij besluit van 18 december 2019 vastgesteld dat eiser vanaf 19 januari 2020 geen recht meer had op deze uitkering. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zittingen is er aandacht besteed aan de psychische klachten van eiser, die hij aanvoert als reden voor zijn ongeschiktheid om arbeid te verrichten. De rechtbank heeft een psychiater benoemd om de situatie van eiser te onderzoeken. De psychiater concludeerde dat er meer beperkingen waren dan eerder vastgesteld, maar verweerder bleef bij zijn standpunt dat deze beperkingen geen invloed hadden op de arbeidsongeschiktheid van eiser op de datum in geding.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de rapportages van de deskundigen gewogen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de conclusies van de psychiater voldoende onderbouwd waren, maar dat er geen reden was om af te wijken van het standpunt van verweerder. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering per 19 januari 2020. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.