ECLI:NL:RBDHA:2022:13853
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van Tozo-1 en afwijzing Tozo-2 aanvraag door de gemeente Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een uitkering aangevraagd op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-1), welke op 13 oktober 2020 werd ingetrokken. Tevens werd op dezelfde datum de aanvraag voor een uitkering op basis van Tozo-2 afgewezen. De rechtbank heeft de besluiten van de gemeente Den Haag, die de uitkering introk en de aanvraag voor Tozo-2 afwees, in stand gehouden.
De rechtbank oordeelde dat de eiser, die in Indonesië verbleef van januari tot en met september 2020, geen recht had op bijstand volgens artikel 13 van de Participatiewet, omdat hij langer dan vier weken buiten Nederland verbleef. De eiser voerde aan dat zijn verblijf tijdelijk was en dat hij onvoldoende was voorgelicht over de gevolgen van zijn verblijf in het buitenland voor zijn recht op uitkering. De rechtbank verwierp deze argumenten en stelde vast dat de eiser niet had betwist dat hij langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Bovendien was er geen dringende reden om af te wijken van de intrekking en terugvordering van de Tozo-1 uitkering.
De rechtbank concludeerde dat de besluitvorming van de gemeente in rechte stand hield en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.