ECLI:NL:RBDHA:2022:13800
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit, genomen op 8 augustus 2022, wees deze aanvraag af als ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting. De gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken uit Nederland, zoals ook bevestigd door de gemachtigde van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contact meer is met eiser en dat hij kennelijk niet langer prijs stelt op de internationale bescherming die hij aanvankelijk zocht. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. E.N.H.J. Schenk. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.