ECLI:NL:RBDHA:2022:13723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
09/165104-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2022 een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders behandeld. De maatregel was eerder opgelegd op 12 oktober 2021. De veroordeelde, geboren in 1976 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, heeft verzocht om beëindiging van de maatregel, stellende dat deze onterecht was opgelegd. De raadsman betoogde dat de vereisten voor kwalificatie als 'zeer actieve veelpleger' niet waren voldaan, aangezien er in de vijf jaren voorafgaand aan het delict slechts negen processen-verbaal tegen de veroordeelde waren opgemaakt, terwijl de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers meer dan tien vereist.

De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot voortzetting van de maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat zij het juiste forum was om het verzoek van de raadsman te beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ISD-maatregel niet aan de vereisten van de Richtlijn voldeed, aangezien de veroordeelde niet als zeer actieve veelpleger kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de maatregel niet toelaatbaar was en heeft deze beëindigd.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 december 2022, waarbij de rechtbank de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders heeft beëindigd. De rechtbank heeft daarbij de relevante stukken, waaronder het vonnis van 12 oktober 2021 en de rapportage van de penitentiaire inrichting, in overweging genomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Parketnummer: 09/165104-21

Beslissing van de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer in strafzaken, op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[verdachte] ,

[geboortedatum] 1976 [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.
(hierna: de veroordeelde)

Het procesverloop

De rechtbank heeft op 12 oktober 2021 de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) opgelegd.
De veroordeelde heeft een verzoek ingediend, ingekomen op 12 oktober 2022 tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot het voortzetten van de maatregel.

De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die zijn vermeld in de bijlage.

De behandeling op de terechtzitting

De rechtbank heeft het verzoek op 13 december 2022 behandeld.
De veroordeelde en zijn raadsman mr. J.S. Dobosz zijn gehoord. Tevens is de officier van justitie mr. N. Achahbar gehoord.
Daarnaast zijn namens de penitentiaire inrichting (hierna: P.I.) als deskundigen gehoord [deskundige] en [deskundige] .

Het rapport

Uit de rapportage van de P.I. blijkt dat de veroordeelde heeft meegewerkt aan uitgebreide diagnostiek, waaruit naar voren is gekomen dat - naast verslavingsproblematiek - met name sprake is van een kwetsbaarheid in zijn persoonlijkheid. Op het moment dat de veroordeelde geen stabiliteit heeft in zijn leven, zal hij de wereld als bedreigend ervaren. Een risico op een terugval in alcoholgebruik ligt dan op de loer. Het hebben van een vaste woonplek, een vaste dagbesteding en een vast inkomen is noodzakelijk om stabiliteit aan te brengen in het leven van de veroordeelde. Om deze reden is gedurende de huidige maatregel ingezet op het verkrijgen en behouden van dagbesteding. Momenteel is de veroordeelde samen met Visie-R actief op zoek naar een passende vervolgwerkplek. Verder volgt de veroordeelde trouw Nederlandse lessen en is hij zelfredzaam. Op korte termijn worden er AA-meetings aangeboden in de P.I., waaraan de veroordeelde deel kan nemen. Daarnaast zal hij gemotiveerd worden om naar de Leefstijltraining te gaan, om zijn verslaving in zijn dagelijks leven onder controle te krijgen. Hoewel de veroordeelde aangeeft dat hij dit zelfstandig kan, meent de psycholoog dat hij hier toch ondersteuning bij nodig zal hebben.
Op basis van de beschikbare informatie adviseert de (plv.) Vestigingsdirecteur Penitentiaire
Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan, om de maatregel te continueren. Op dit moment heeft de veroordeelde nog geen betaalde baan kunnen vasthouden, waardoor hij nog onvoldoende financiële middelen heeft om een zelfstandig bestaan op te bouwen buiten zijn detentie. Het recidiverisico is dan ook nog hoog als de veroordeelde op dit moment in vrijheid gesteld zou worden.
[deskundige] heeft op de zitting, in aanvulling op de rapportage, naar voren gebracht dat de veroordeelde het goed doet en zich goed inzet. Toch zijn er nog zorgen, omdat er onvoldoende stabiliteit is. De veroordeelde heeft nog geen zelfstandig bestaan opgebouwd en het ontbreekt hem aan inzicht in zijn alcoholgebruik. Het risico op een terugval is op dit moment nog hoog. Het op de zitting naar voren gebrachte standpunt van de veroordeelde dat hij terug wil keren naar Polen, is voor de deskundige nieuw en dit zal een belangrijk gespreksonderwerp worden.

Het standpunt van de veroordeelde

De veroordeelde heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij meer zou willen werken en dat hij zijn familie mist en terug wil naar Polen om daar zijn bestaan op te bouwen.
De veroordeelde en zijn raadsman hebben verder op de zitting verzocht om beëindiging van de ISD-maatregel op de grond dat deze bij vonnis van 12 oktober 2021 onterecht is opgelegd. De raadsman heeft betoogd dat destijds niet aan de opleggingscriteria, meer specifiek: aan de vereisten voor kwalificatie als “zeer actieve veelpleger” als bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (hierna: de Richtlijn), werd voldaan. Uit het strafblad blijkt immers dat tegen de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het ISD-delict slechts negen processen-verbaal zijn opgemaakt, terwijl de Richtlijn vereist dat er meer dan tien processen-verbaal voor misdrijffeiten zijn opgemaakt. De veroordeelde moet dan ook onmiddellijk in vrijheid worden gesteld.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot voortzetting van de maatregel, omdat de raadkamer van deze rechtbank niet het juiste forum is voor de beoordeling van een verzoek tot beëindiging van de maatregel omdat deze ten onrechte zou zijn opgelegd.
Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om de zaak aan te houden, zodat zij nader kan (laten) uitzoeken of destijds aan de opleggingscriteria van de ISD-maatregel werd voldaan.
Meer subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de ISD-maatregel bij vonnis van deze rechtbank van 12 oktober 2021 is opgelegd. Dit vonnis is op 27 oktober 2021 onherroepelijk geworden.
De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is. Daartoe moet zij allereerst vaststellen of beëindiging van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna dient zij te bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt. De toetsing geschiedt ex nunc.
De door de raadsman aan de orde gestelde vraag of de maatregel destijds terecht is opgelegd, ligt in deze procedure in beginsel niet voor. In lijn met dat uitgangspunt heeft de officier van justitie zich primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet het juiste forum is om op het verzoek van de raadsman te beslissen.
De rechtbank gaat aan het primaire standpunt van de officier van justitie voorbij en overweegt dat zij wel degelijk het juiste forum is om op het verzoek van de raadsman te beslissen, mede gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:11773). Daarin werd het volgende overwogen:
Het hof stelt vast dat de ISD-maatregel bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2020 is opgelegd. Deze beslissing is op 16 juli 2020 onherroepelijk geworden en derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen. Echter, het hof is van oordeel dat ongeacht het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, uit het systeem van de wet voortvloeit dat het bij een tussentijdse beoordeling beslissen tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel waarvan evident – dat wil zeggen zonder nader onderzoek of afwegingen - duidelijk is dat die niet had mogen worden opgelegd omdat niet wordt voldaan aan de formele opleggingscriteria van artikel 38, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, niet toelaatbaar is.
De Richtlijn bepaalt dat de maatregel slechts kan worden opgelegd indien sprake is van een zeer actieve veelpleger. Een zeer actieve veelpleger betreft een persoon van achttien jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijffeit in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit. Deze richtlijn is door de Hoge Raad aangemerkt als recht in de zin van artikel 79 Wet op de Rechterlijke Organisatie.
De rechtbank komt, net als de raadsman, tot de conclusie dat uit het strafblad van de veroordeelde blijkt dat tegen hem geen processen-verbaal zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten in de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum van het delict waarvoor de maatregel is gevorderd en opgelegd. De oplegging van de maatregel voldoet daarmee niet aan de vereisten van de Richtlijn.
Het subsidiaire verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen, nu onvoldoende is gemotiveerd wat het verzochte nadere onderzoek aan relevante informatie zou kunnen opleveren. De rechtbank beschikt immers - evenals de officier van justitie - over het veroordelende vonnis en het daaraan ten grondslag liggende strafdossier, inclusief het strafblad van de veroordeelde, waaruit blijkt voor hoeveel misdrijffeiten in de periode voorafgaand aan het ISD-feit processen-verbaal zijn opgemaakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel niet opgelegd had morgen worden. Voortzetting van de maatregel is daarom niet toelaatbaar en de rechtbank zal deze dan ook beëindigen.

Beslissing

De rechtbank
beëindigt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Aldus beslist in Den Haag door:
mr. A.P. Sno, voorzitter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
mr. G. Kuijper, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Bijlage

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
­ het vonnis van deze rechtbank van 12 oktober 2021;
­ de rapportage van de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan, van 9 december 2022;
­ het verzoekschrift van de veroordeelde, ingekomen op 12 oktober 2022;
­ het strafblad van de veroordeelde van 21 november 2022
­ het strafdossier tegen de veroordeelde met parketnummer 09-165104-21