ECLI:NL:GHARL:2021:11773

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
P21/0337
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beëindiging van de ISD-maatregel door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2021, die de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel had beëindigd. De ISD-maatregel was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam op 1 juli 2020 en werd onherroepelijk op 16 juli 2020. Het hof oordeelde dat de rechtbank in strijd met de wet had gehandeld door de ISD-maatregel op te leggen, omdat niet voldaan was aan de formele opleggingscriteria van artikel 38, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank om de ISD-maatregel te beëindigen, met verbetering van gronden. Het hof benadrukte dat het bij een tussentijdse beoordeling niet toelaatbaar is om te beslissen tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van een maatregel die evident onterecht is opgelegd. De advocaat-generaal had verzocht om voortzetting van de ISD-maatregel, maar het hof oordeelde dat de ISD-maatregel met onmiddellijke ingang beëindigd diende te worden. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de oplegging van strafmaatregelen en de rechten van de veroordeelde in het proces.

Uitspraak

ISD P21/0337
Beslissing d.d. 16 december 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1994,
verblijvende in [verblijfplaats],
verder te noemen de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2021. Deze beslissing houdt in de beëindiging van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: ISD-maatregel).
Het hof heeft gelet op de stukken waarop de rechtbank haar beslissing heeft gebaseerd en daarnaast onder meer op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 10 mei 2021 waarbij de officier van justitie beroep heeft ingesteld;
- de appelmemorie van 14 mei 2021 van de officier van justitie;
- het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 oktober 2021;
- de mail met aanvullende informatie van Justitieel Complex Schiphol van 15 november 2021.
Het hof heeft ter zitting van 2 december 2021 gehoord de advocaat generaal
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Jeeninga, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen:

Het standpunt van de veroordeelde
Oplegging ISD-maatregel
De rechtbank heeft in strijd met artikel 38m, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht een ISD-maatregel aan de veroordeelde opgelegd. Dat artikel vereist onder meer dat de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemede straf of maatregel, tot een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en het feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen.
De referteperiode liep van 20 december 2014 tot 20 december 2019 en in die periode is geen sprake van drie onherroepelijke veroordelingen die voldoen aan de criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel. Het voorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf van één van deze veroordelingen was immers ten tijde van de pleegdatum van de feiten waarvoor de ISD maatregel is opgelegd (nog) niet ten uitvoer gelegd. Nu de rechtbank in strijd met de wet een ISD-maatregel heeft opgelegd, dient de ISD-maatregel met onmiddellijke ingang beëindigd te worden.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman heeft primair verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren vanwege strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De behandeling van het hoger beroep heeft onwenselijk lang op zich laten wachten, te weten zes maanden. De looptijd van de ISD-maatregel blijft lopen hangende het hoger beroep. Derhalve resteert thans nog weinig looptijd. Bovendien heeft de veroordeelde zes maanden in onzekerheid verkeerd.
Voortzetting tenuitvoerlegging ISD-maatregel
De raadsman heeft subsidiair verzocht op dezelfde wijze te beslissen als de rechtbank heeft gedaan. De veroordeelde heeft geen verdovende middelen meer gebruikt. De overweging van de rechtbank dat de ISD-maatregel niet langer noodzakelijk was, vindt bevestiging in het gegeven dat de veroordeelde na zijn invrijheidstelling in april 2021 niet meer heeft gerecidiveerd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Oplegging ISD-maatregel
Bij de tussentijdse beoordeling van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden gekeken naar de huidige noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging en niet naar de rechtmatigheid van de oplegging van de ISD-maatregel. De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel achteraf onterecht is opgelegd. De rechtbank heeft daarmee onjuiste toetsingscriteria toegepast bij het nemen van de beslissing tot beëindiging van de ISD-maatregel.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Er is geen sprake van schending van de redelijke termijn. Het hoger beroep is tijdig ingesteld en de appelmemorie is tijdig ingediend. De veroordeelde was op de hoogte van het hoger beroep. Het openbaar ministerie is niet verantwoordelijk voor de planning van de zaak. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in het hoger beroep.
Voorzetting tenuitvoerlegging ISD-maatregel
Beëindiging van de ISD-maatregel zal leiden tot verloedering van het publieke domein. Er is sprake van een ernstig gevaar voor herhaling. De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient te worden voortgezet. Als de veroordeelde uit andere hoofde is gedetineerd, dan wordt de ISD-maatregel geschorst. Er is nog voldoende looptijd om het een en ander te doen binnen de ISD-maatregel. De advocaat-generaal heeft verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en te beslissen tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Het oordeel van het hof
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beslissing en voorts tijdig een schriftuur ingediend. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep. Zowel artikel 6:6:17 van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter (in beroep) van een beslissing ter zake van voortzetting of beëindiging van de ISD-maatregel.
Het hof dient zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te beslissen op het beroep. De genoemde inspanningsverplichting dwingt tot een grotere mate van voortvarendheid dan waarvan in de deze zaak is gebleken. Het hof is van oordeel dat in dit geval van een spoedige behandeling van het beroep geen sprake is geweest. Het beroep is namelijk ruim zes maanden na het instellen van het beroep behandeld. Het hof betreurt deze gang van zaken, maar ziet geen aanleiding hieraan enige consequentie te verbinden. Van een schending van artikel 5, vierde lid, van het EVRM is geen sprake, reeds omdat veroordeelde kennelijk na de beslissing van de rechtbank in vrijheid is gesteld en thans op andere gronden gedetineerd is, zoals door en namens veroordeelde ter zitting is verklaard.
Overige overwegingen
Het hof is onder verbetering van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die verbetering bevestigen.
Het hof stelt vast dat de ISD-maatregel bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van
1 juli 2020 is opgelegd. Deze beslissing is op 16 juli 2020 onherroepelijk geworden en
derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Echter, het hof is van oordeel dat ongeacht het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, uit het systeem van de wet voortvloeit dat het bij een tussentijdse beoordeling beslissen tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel waarvan evident – dat wil zeggen zonder nader onderzoek of afwegingen - duidelijk is dat die niet had mogen worden opgelegd omdat niet wordt voldaan aan de formele opleggingscriteria van artikel 38, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, niet toelaatbaar is.
Om die reden zal het hof de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van de
ISD-maatregel bevestigen.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt, met verbetering van grondenals voormeld, de beslissing van de rechtbank van 28 april 2021 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde]. Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M. Keppels als raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en dr. P.K.J. Ronhaar als raden,
in tegenwoordigheid van M.A. Valé als griffier,
en op 16 december 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.