ECLI:NL:RBDHA:2022:13702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
09/765005-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen afpersing, poging afpersing en vuurwapenbezit in de sfeer van illegaal gokcircuit

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1972, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van afpersing, poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 24 september 2019 tot en met 30 april 2020 in Rotterdam een slachtoffer heeft bedreigd en gedwongen tot het afgeven van een geldbedrag van 20.000 euro. Dit gebeurde in de context van een illegaal gokcircuit, waarbij de verdachte en zijn mededaders gebruik maakten van intimidatie en dreiging met geweld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 26 en 28 februari 2022 heeft geprobeerd om een ander slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], te dwingen tot betaling van een geldbedrag van 1940 euro door middel van bedreiging met geweld. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 28 februari 2022 werd een omgebouwd gaspistool en munitie aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van het vuurwapen en de munitie toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/765005-22 en 23/000971-18 (tul)
Datum uitspraak: 20 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1972 [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 mei 2022, 10 augustus 2022,
14 september 2022 (alle pro forma) en 6 december 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.O. den Otter naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
6 december 2022 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september
2019 tot en met 30 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot:
- de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro, althans één of
meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen,
en/of
- het teniet doen van een inschuld (door (in totaal) 20.000 euro, althans één
of meerdere geldbedragen, (in termijnen) af te (laten) geven/betalen),
door:
- naar het [locatie] van die [slachtoffer 1] te gaan en/of
- voor de bar [locatie] op een rij, althans gegroepeerd te gaan staan
en/of op de bar te slaan en/of
- ( met harde stem) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: 'met ons systeem is niets
mis gegaan' en/of 'ik/wij zijn van [naam] en jij moet 80.000 euro betalen'
en/of 'jij moet betalen' en/of 'als je naar de politie gaat is het probleem
nog niet opgelost' en/of dichtbij die [slachtoffer 1] te staan en te zeggen: 'je
gaat betalen anders heb je een groot probleem', althans woorden te uiten van
gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) een bedreigende en/of intimiderende (overtal-)situatie te doen
ontstaan, en/of
- ( vervolgens) één of meerdere keren naar [locatie] te gaan om
geld op te eisen en/of op te halen
,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen
sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens
een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september
2019 tot en met 30 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] ,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te
weten één of meerdere keren geldbedragen (van in totaal 20.000 euro) af te
geven/betalen,
door:
- naar [locatie] van die [slachtoffer 1] te gaan en/of
- voor de bar [locatie] op een rij, althans gegroepeerd te gaan staan
en/of op de bar te slaan en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: 'met ons systeem is niets mis gegaan, jij
moet betalen' en/of 'als je naar de politie gaat is het probleem nog niet
opgelost' en/of dichtbij die [slachtoffer 1] te staan en te zeggen: 'je gaat
betalen anders heb je een groot probleem', althans woorden te uiten van
gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) een bedreigende en/of intimiderende (overtal-)situatie te doen
ontstaan, en/of
- ( vervolgens) één of meerdere keren naar [locatie] te gaan om
geld op te eisen en/of op te halen
,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen
sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens
een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari
2022 tot en met 28 februari 2022 te Vlaardingen, althans in Nederland,
heeft gepoogd om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen, door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 2]
te dwingen tot afgifte van een geldbedrag (ter hoogte van 1940 euro)
dat geheel of ten dele aan deze [slachtoffer 2] of aan een derde
toebehoort en/of tot het teniet doen van een inschuld,
door die [slachtoffer 2] meerdere keren te bellen en/of (telefonisch) -
zakelijk weergegeven - tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat:
- als hij, verdachte, het geld niet krijgt hij, verdachte, hem ( [slachtoffer 2]
) (in elkaar) zal slaan en/of met een honkbalknuppel bewerkt, en/of
- [slachtoffer 2] vandaag moet betalen, anders wordt het 1940 euro, en/of
- als hij, verdachte, het bedrag niet voor maandag om drie uur heeft dat het
dan het driedubbele wordt, en/of
- hij, verdachte die [slachtoffer 2] op zal laten sporen, en/of
- hij, verdachte, een foto stuurt van zijn honkbalknuppel en laat horen hoe de
knuppel klinkt, en/of
- hij, verdachte, mensen niet altijd schiet maar soms verrot slaat, de handen,
benen en het hoofd breekt, en/of
- hij, [slachtoffer 2] , problemen heeft als hij, verdachte, maandag zijn
geld niet heeft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen
sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens
een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 28 februari 2022 te Vlaardingen een wapen van categorie III onder 1
van (art. 2 lid 1 van) de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd
gaspistool (merk Zoraki, kaliber 7.65 mm) en/of munitie van categorie III
van (art. 2 lid 2 van) de Wet wapens en munitie, te weten vier 7.65 mm patronen
(merk Geco), voorhanden heeft gehad;

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging met betrekking tot de feiten 2 en 3 omdat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv en ook niet van een dringende noodzaak om telecommunicatie op te nemen zoals bedoeld in artikel 126m Sv. Volgens de verdediging is gehandeld in strijd met artikel 8 EVRM omdat de privacy van de verdachte door het tappen van zijn telefoon is geschonden terwijl dat niet nodig was. Op basis van de telefoontap heeft een doorzoeking plaatsgevonden bij de verdachte thuis waardoor zijn veiligheid in het geding is gekomen en zijn privacy nog meer is geschonden. Deze doorzoeking is een ‘verboden vrucht’ van de vormverzuimen.
De verdediging heeft ter onderbouwing aangevoerd dat uit de aanvraag bevel opnemen telecommunicatie blijkt dat het gaat om het onderzoek “ [naam] ’, wat niet ziet op de feiten waarvan de verdachte op 21 februari 2022, de datum van het aanvragen van de tap, werd verdacht. De verdediging stelt verder dat het doel van de tap was om de verblijfplaats van de verdachte te achterhalen, terwijl uit het dossier blijkt dat men al wist waar de verdachte verbleef en er dus geen noodzaak was om te tappen. Op 23 december 2021 is bij de politie een melding binnen gekomen van een ruzie op [adres] te Vlaardingen waaruit blijkt dat de bewoonster, [naam] , onenigheid had met haar vriend, [naam] . De verdachte is verder op 18 februari 2022 geobserveerd terwijl hij met de sleutel de woning aan [adres] in Vlaardingen betrad. De informatie uit dit observatieverslag is niet opgenomen in de aanvraag bevel opnemen telecommunicatie van 21 februari 2022. Het nadeel van de verdachte als gevolg van dit vormverzuim is erin gelegen dat aan de rechter-commissaris onjuiste informatie is verstrekt waardoor zij een machtiging heeft gegeven tot het afluisteren van de telefoon van de verdachte terwijl de verblijfplaats van de verdachte al bekend was
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bovendien geen acht is geslagen op de proportionaliteit van de tapaanvraag nu er een minder verstrekkende mogelijkheid bestond om zijn verblijfplaats te achterhalen, te weten het plaatsen van een camera bij de woning en observaties.
Er is dus sprake van een ernstig en onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv dat moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte, aldus de verdediging.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ontvankelijk is in de vervolging.. Uit het observatieverslag ( [naam] ), opgemaakt op 3 maart 2022, is af te leiden dat de verdachte op 18 februari 2022 is afgezet bij de woning aan [adres] in Vlaardingen en met een sleutel de woning betrad. Dit is echter geen reden om te concluderen dat dit zijn vaste verblijfadres was, nu hij nergens stond ingeschreven. Op het moment van het indienen van de tapaanvraag op 21 februari 2022 was het verslag van het observatieteam nog niet opgemaakt. Het gaat te ver om te stellen dat de opsteller van de aanvraag bevel opnemen telecommunicatie valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd. Uit het proces-verbaal aanvraag bevel opnemen telecommunicatie blijkt dat het opnemen en afluisteren van de telefoongesprekken als eerste doel had het bepalen van de verblijfplaats van de verdachte en als tweede doel de aanhouding van andere verdachten door directe contacten van de verdachte te achterhalen. Aan de rechter-commissaris is geen onjuiste informatie gegeven. Als de rechter-commissaris de informatie uit het observatieverslag al had gehad op het moment van het indienen van de aanvraag bevel opnemen telecommunicatie, zou dit er niet toe hebben geleid dat zij geen toestemming zou geven.
Ten aanzien van de proportionaliteit van de aanvraag bevel opnemen telecommunicatie heeft de officier van justitie erop gewezen dat de aanvraag beperkt is gebleven tot de periode van 21 februari 2022 tot 6 maart 2022. De doorzoeking van de woning zou ook hebben plaatsgevonden zonder de tapgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer 2] .
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een vormverzuim bij de aanvraag van het bevel opnemen telecommunicatie, laat staan dat dit aanleiding zou kunnen geven voor niet-ontvankelijkheid.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de stellingen van de raadsman dat geen sprake was van verdenking van een misdrijf, er onjuiste informatie is verschaft aan de rechter-commissaris, waardoor deze ten onrechte een machtiging heeft gegeven tot het afluisteren van de telefoon van de verdachte, en de noodzaak voor een tap ontbrak, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte werd, op 21 februari 2022, de datum van de aanvraag, verdacht van het feit zoals vermeld onder 1 van de dagvaarding. Dit is een misdrijf als bedoeld in artikel 67 lid 1 Sv. Vastgesteld kan voorts worden dat het proces-verbaal van bevindingen van het observatieteam pas is opgemaakt nadat de aanvraag van het bevel opnemen telecommunicatie was ingediend. Dat de verdachte op 18 februari 2022 was gezien bij de woning aan [adres] te Vlaardingen met een sleutel, staat daarom niet in de aanvraag van het bevel opnemen telecommunicatie. De rechter-commissaris is dus niet onjuist voorgelicht. Als dit wel in de aanvraag had gestaan, had dit, naar de inschatting van de rechtbank, evenmin tot een andere beslissing van de rechter-commissaris geleid. Dat de verdachte met een sleutel de woning is ingegaan en betrokken is geweest bij een ruzie in de woning, hoeft immers niet te betekenen dat dit ook het vaste verblijfsadres van de verdachte was. Het tappen van de telefoon van verdachte was daarom noodzakelijk en daarmee niet in strijd met artikel 8 EVRM.
Nu het doel van het tappen tweeledig was, te weten het bepalen van de verblijfplaats van de verdachte en het aanhouden van andere verdachten, is de rechtbank van oordeel dat het tappen ook proportioneel was. De periode van tappen is daarbij beperkt gebleven. Door het plaatsen van een camera bij het [adres] in Vlaardingen, wat volgens de raadsman een beter alternatief zou zijn geweest, kon het vaste verblijfadres van de verdachte niet worden achterhaald als hij op een andere locatie zou verblijven. Evenmin was het plaatsen van een camera een geschikt middel geweest om directe contacten van de verdachte in kaart te brengen.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim, verwerpt daarom het verweer en acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – op gronden als verwoord in zijn schriftelijk requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – op gronden als verwoord in zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend (steun)bewijs.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege onrechtmatig verkregen bewijs. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2 omdat geen sprake was van afpersing.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege onrechtmatig verkregen bewijs. Subsidiair heeft de verdediging zich met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
4.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het onderzoek [naam] / [nummer] met het onderzoeksnummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, Team Opsporing, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 277).
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , opgemaakt op 16 december 2021, voor zover inhoudende (p. 146 - 151):
Ik ben de eigenaar van [adres] te Rotterdam.. Ze hebben mij met betrekking tot [naam] onder druk gezet. Ze kwamen naar mijn [locatie] toe. Ze zeiden dat ik alles moest betalen wat is mis gegaan. Ze zeiden met ons systeem is niets mis gegaan, jij moet betalen. Ik heb € 20.000 betaald. Ik kon niks zeggen, ze hebben mij bedreigd, ik was bang, ze waren met vijf tot zes man. De meeste van die mannen waren donker, er waren ook mannen die licht getint waren. Er was ook één Hollander bij met een kale kop. Ik had naar de politie kunnen gaan, maar zij zeiden als je dat doet is het probleem nog niet opgelost. Zij zeiden als je niet gaat betalen dan heb je een groot probleem.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 december 2021, voor zover inhoudende (p. 158 - 162):
Tijdens het verhoor op 16 december 2021 van de getuige [slachtoffer 1] werd een aantal foto’s getoond. Hierbij herkende getuige een aantal personen.
Foto 1: [getuige 1] , geboren [geboortedatum] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Ja, hij was erbij. Dit was de man die het woord had. Hij is één keer bij mij geweest, daarna niet meer teruggekomen. Deze man heb ik alleen de eerste keer gezien”.
Foto 2: [getuige 2] , geboren [geboortedatum] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Ja, dat is de kale Hollander.”
Foto 3: [getuige 3] , geboren [geboortedatum] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Hij was er ook bij met de man op foto 1. Deze man van foto 3 kwam dichtbij mij staan en zei heel zachtjes tegen mij, je gaat betalen anders heb je een groot probleem. Dit kwam erg intimiderend op mij over."
Foto 4: [getuige 4] , geboren [geboortedatum] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Deze man is twee keer bij mij geweest. De tweede keer had deze man het woord en zei ik kom om te incasseren. Zoals ik al eerder zei, deze man zou op mijn schieten als ik niet zou gaan betalen. Hij was samen met die kale man de tweede keer.”
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , opgemaakt op 23 december 2021, voor zover inhoudende (p. 163 - 168):
Ik dacht dat de bedreiging in 2019 was. Ik heb in ongeveer zes maanden betaald in verschillende termijnen. Men kwam nooit alleen, minimaal met zijn tweeën en één keer per maand. Men kwam onaangekondigd. In die zes maanden heb ik 20.000 euro afbetaald. Ik wilde zo snel mogelijk van deze mensen af. Die mensen waren niet leuk. Ik stond achter de bar gewoon aan het werk. Ze kwamen met zijn allen binnen, de zaak heeft een lange bar en ze stonden zeg maar op een rij. Ik weet nog dat de man op foto nummer 1 de woordvoerder was. Hij heeft gezegd dat ik gewoon moest betalen. Hij zei dat hij van [naam] was en dat ik 80.000 euro moest betalen. Hij begon ook als eerste tegen mij te praten. Vervolgens zei de man van foto nummer 3 wat. Hij is degene die zei: "jongen je gaat betalen, je hebt een groot probleem." Hij zei dat dit om een hele rustige manier, ik werd hier erg bang van.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , opgemaakt op 29 december 2021, voor zover inhoudende (p. 169 - 172):
Ze waren heel dreigend naar binnen gekomen. De manier waarop ze tegen mij zeiden dat ik een bedrag had opstaan, maakte dat ik me bedreigd voelde. Ik wist dat ik maar beter kon meewerken. Die woordvoerder, dat is de man op foto 1, kwam direct naar binnen lopen, sloeg op de bar en maakte mij met een harde stem duidelijk dat ik moest gaan betalen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen [nummer] , opgemaakt op 10 mei 2020, voor zover inhoudende ( [nummer] ):
Op 25 juli 2019 werd door de officier van justitie een schriftelijk bevel gegeven tot het opnemen en beluisteren van gesprekken gevoerd door [getuige 1] en/of andere personen in het voertuig Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [nummer] . Op 25 juli 2019 werd aangevangen met het opnemen van gesprekken in het voornoemde voertuig. Wij verbalisanten, beluisterden de opnamen van 24-09-2019 in het voertuig.
Tijdens het beluisteren hoorden wij, verbalisanten, tweetal stemmen. Door ons wordt één/meerdere stem(men) herkend als zijnde de stem(men) van hieronder genoemd.
S = [getuige 1] . Door de tolk Papiamento wordt hij aangeduid met een Q.
M = [getuige 2] .
T = [getuige 3] . Door de tolk Papiamento wordt zijn stem herkend.
Met Rasta wordt bedoeld: [getuige 3] .
Vanaf 00:59
S: Ik ben ff hierzo met Rasta.
M: Ik ben hier al. ik ben nu in Rotterdam.
S: Oké is goed, we zijn hier in Breda en daarna komen wij naar Rotterdam gelijk. Is goed.
00:54
S: Ja pak die appnummer, pak die appnummer, pak die app nummer, we rijden nu naar Rotterdam, we zien jou gelijk daar, is goed?
M: Ja is goed.
03: 00 einde telefoongesprek
Hierna hoor je [getuige 1] , [naam] zeggen. (kennelijk is hij aan het appen) De auto staat stil.
03:50 Gaat [getuige 1] weer rijden.. en brabbelt wat in zichzelf
04:21
[getuige 1] (Q) bum [naam] (sh= T)
Geluid van een rijdende voertuig
Na de begroeting volgt er een gesprek.
Q: de man staat van zelf al op ons in Rotterdam te wachten. lk heb hem de uitdraai laten nemen. Hij heeft met de kerel gesproken. De man zei dat ie elke dag in de zaak/tent zit. lk heb hem de App van de man laten nemen zodat we dit nu meteen kunnen bekijken, kom laten we gaan. Snap je?
T: ehm (duidelijk)
[nummer]
[getuige 1] (Q) in gesprek met een [naam] (NN).
Q: [naam] loop alvast in de richting [locatie] , je moet daar de boel in de gaten houden want wij gaan NU daar naar binnen om papier te halen. Wij gaan geld bij een kerel daar binnen innen!
NN: [naam] is goed, ik ga nu naar beneden.
Q: Is goed.
02:07
S: Ja, kom richting [locatie] , kom richting die kant, kom richting die zaak daar parkeren om die hoek. Wij staan hier buiten geparkeerd bij die zaak.
M: Ja gewoon, hij is die eigenaar van die zaak he.
S: Oké. We gaan tegen hem zeggen. Luister pik, die jongens hebben nou die uitdraai. Je bent hem gewoon komen zeggen die uitdraai neem ik zes uur, afrond 's avonds als je die hebt. Ik zeg we rijden gewoon hier naartoe. Snap je wat ik bedoel. Want hij doet, maar hoe heb jij dat vorige keer gezien. Hij wou niet betalen?
M: Hij hebt geld maat. Weetje wat ik bedoel. Hij hebt geld.
S: Oké
M: Hij doet net alsof die gek is.
03:10
S: Ja maar je moet tegen die man nou zeggen dat je bent al geweest. Dat je een afspraak hebt om half 7, dat je dat weet. Snap je wat ik bedoel? Gelijk als je die dingen hebt. Maat we zijn gewoon Den Haag. We komen naar beneden. Hij moet meteen gaan aftikken
M: Maar we gaan ons niet laten verrassen vanavond.
S: Nee we nemen dinges mee.
M: Twintig Marokkanen eerst ff.
S: Vriend luister, geloof me nou zo meteen, ik heb mijn team, je hebt nog niet gezien. Twintig Marokkanen maat, hij weet hoe dat is, want dat zei [naam] ook net.
Wij komen gewoon met een [naam] . WU komen gewoon met een [naam] en hij weet. Verrassen, niemand kan ons verrassen vriend.
01:47
M: We laten hem gewoon zien toch, dat is de bedoeling toch?
S: Je hebt die ding bij je toch? Je hebt die ding bij je toch? Ja zegt een [naam] buiten de auto.
S: Geef aan [naam] effetjes en wacht op ons. Die auto daarachter.
M: Wat is de bedoeling maat.
S: Kijk we rijden gewoon, kijk we gaan eerst netjes gewoon naar binnen.
M: Ja toch.
S: En dan gaan we gewoon praten. Dat is de bedoeling.
00:17
S: Straks als je die Range Rover ziet, moet je effetjes naar [naam] (NG) lopen, is goed?
[nummer]
03:30
Gesprek tussen [nummer] [ng] (T) en [getuige 1] (Q)
Je hoort muziek en er gaat een autoportier open
[naam] (ng) stapt kennelijk de auto in.
[naam] vraagt naar een aansteker.
6. Het proces-verbaal van bevindingen Aanvulling [naam] , opgemaakt op 8 september 2022, voor zover inhoudende ( [nummer] ):
[nummer] betreft een proces verbaal van bevindingen betreffende notitieblokken die aangetroffen zijn tijdens een doorzoeking in de woning [adres] te
's-Gravenhage. In deze notitieblokken staan aantekeningen die vermoedelijk te maken hebben met gokactiviteiten. [adres] te 's-Gravenhage betreft de woning van [naam] . In deze notities is te zien dat er meerdere malen " [naam] " genoemd wordt met daarachter getallen.
Op bladzijde 8 staat:
" [naam] ”.
Op bladzijde 13 staat:
" [naam] ".Boven aan deze bladzijde staat 19 dec tot/met nov.
Op bladzijde 16 staat:
" [naam] ".Boven deze bladzijde staat Dec 2019.
Op bladzijde 18 staat:
" [naam] ".Boven deze bladzijde staat Feb 23-2020.
Op bladzijde 19 staat:
" [naam] ".Boven deze bladzijde staat 17-04-2020.
7. Het proces-verbaal van bevindingen identificatie horridhedge@encrochat.com,
opgemaakt op 3 januari 2022, voor zover inhoudende ( [nummer] , p. 6 en 8):
Uit onderzoek in de beschikbare PGP-berichten bleek dat er in de periode tussen 1 april 2020 en 29 mei 2020 tussen diverse personen - onder andere [naam] , [getuige 2] en de gebruiker ' [naam] '- berichten verstuurd waren. Deze berichten leken betrekking te hebben op ' [naam] '. In deze berichten zei [getuige 2] dat 'die mensen' wilden dat hij naar ' [naam] ' zou gaan, maar dat ' [naam] ' eerst ' [naam] ' wilde spreken. ' [naam] ' gaf aan [naam]
aan dat hij één van die dagen naar 'hem' - ' [naam] ' - toe zou gaan. [naam] vroeg vervolgens aan [naam] hoe het met ' [naam] ' was en dat het alweer twee maanden terug was dat hij wat betaald had.
Op 28 april 2020 waren er met betrekking tot ' [naam] ' PGP-berichten tussen [getuige 2] en ' [naam] ' zichtbaar. [getuige 2] vroeg aan ' [naam] ' of hij langs ' [naam] ' kon rijden, omdat 'die mensen' echt hun geld nodig hadden. ' [naam] ' zei daarop dat hij had begrepen dat ' [naam] ' alles wat afgesproken was al betaald had.
8. Het proces-verbaal van bevindingen identiteit [verdachte] , opgemaakt op 21 juli 2022, voor zover inhoudende ( [nummer] ):
In het onderzoek [naam] werd op 28 februari 2022 als verdachte aangehouden:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] . Na zijn aanhouding vond een doorzoeking plaats in zijn woning aan [adres] te Vlaardingen.
Tijdens de doorzoeking werd de telefoon, welke in gebruik was bij de verdachte in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] als bijnaam de naam [naam] heeft. Door meerdere personen werd [naam] genoemd, ook als mensen over [naam] praatten hadden ze het over [verdachte] . Tijdens het verhoor versprak [verdachte] zich: Verdachte geeft aan dat hij erg boos is over de manier waarop hij is aangehouden. Hij geeft aan dat het niet nodig is, we hadden ook zijn advocaat kunnen bellen en zeggen dat [verdachte] zich moet melden.
Tijdens het uitlezen van de mobiele telefoon van [verdachte] zag ik bij chat 204
een conversatie tussen [verdachte] (die zich [naam] noemt op de chat) en [naam] . De
conversatie is in het Engels en bestaat uit voornamelijk gesproken berichten. Ik herkende de stem van [verdachte] . Op 29 september 2021 te 17.22 uur sprak [verdachte] het volgende bericht in:
Ik kom van [land] . Mijn [naam] en mijn echte naam is [verdachte] . Ze noemen mij, mijn echte naam is [verdachte]. [verdachte] stuurt dan een tekstbericht met zijn naam:
.Hierachter aan stuurt [verdachte] nog een spraakbericht waarin hij het volgende zegt:
Zo schrijf je mijn naam en je spreekt het uit als [naam] .[naam] reageert met een tekstbericht: Je echte naam. Ok ok. [verdachte] spreekt hierna een bericht in en zegt:
Ja, dat is mijn echte naam enze
noemen me [naam] . [verdachte] , zo noemenze me
op straat.
9. Het geschrift, te weten een uittreksel Justitiële Documentatie op grond van de Landsverordening/Wet op de Justitiële documentatie van 6 december 2022 ten name van de verdachte, voor zover inhoudende:
Parket Eerste Aanleg [land] .
Diefstal, door twee of meer verenigde personen gepleegd, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijker te maken.
Onherroepelijk 02 februari 2012.
Gevangenisstraf 6 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Bij ministeriële beschikking d.d. 29-01-15 m.i.v. 31-1-2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
Ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van bevindingen [nummer] , opgemaakt op 28 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 228 - 230):
Op 26 en 27 februari 2022 was ik, verbalisant, belast met het uitluisteren van een telefonische tap op het telefoonnummer: [nummer] onder taplijn [nummer] .
Uit de tapgesprekken kan worden opgemaakt dat [verdachte] nog een geldbedrag krijgt van iemand die hij [naam] noemt. [verdachte] dreigt dat hij dit bedrag gaat verdubbelen en verdriedubbelen als het niet op tijd komt. [verdachte] dreigt ook om [naam] met een knuppel te gaan bewerken als hij het geld niet op tijd krijgt.
In dit proces-verbaal wordt voornamelijk het telefooncontact beschreven tussen [nummer] en [nummer] welke uit onderzoek vermoedelijk toebehoren aan respectievelijk [verdachte] en [naam] .
Op 25 februari omstreeks 12:00 uur kan worden opgemaakt dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] zichzelf [verdachte] noemt. Het gesprek heeft betrekking op een geblokkeerde money transfer naar [land] .
Uit Blueview blijkt dat het telefoon nummer [nummer] in gebruik is bij [slachtoffer 2] , [geboortedatum] te [land] .
Op 26 februari 2022 omstreeks 13:30 uur belt [verdachte] naar [naam] . [verdachte] zegt tegen [naam] dat hij geen smoesjes wil horen en dat hij vandaag zijn geld wil. [verdachte] zegt dat als hij het geld niet krijgt hij [naam] met een honkbalknuppel bewerkt.
26 februari 2022 omstreeks 15:18 uur belt [naam] naar [verdachte] . [verdachte] zegt dat hij zijn 860 euro wil.
26 februari 2022 omstreeks 15:21 uur belt [verdachte] naar [naam] . [verdachte] zegt dat [naam] hem zijn geld moet geven en dat hij anders het dubbele moet betalen.
26 februari 2022 omstreeks 15:35 uur belt [verdachte] naar [naam] . [verdachte] zegt dat hij ook de 50 plus de 10 euro wil van vorige week wat het bedrag tot 920 brengt. Mocht hij het niet krijgen dan wordt het bedrag verdubbeld. Het bedrag wordt dan 1840. [verdachte] zegt dat [naam] ervoor moet zorgen dat hij vandaag zijn geld krijgt.
26 februari 2022 omstreeks 18:00 uur belt [verdachte] naar [naam] . [verdachte] zegt dat het bedrag nu 970 euro is en dat [naam] vandaag moet betalen en dat het anders 1940 euro wordt.
26 februari 2022 omstreeks 18:37 uur belt [verdachte] naar [naam] . [verdachte] zegt dat hij het geld nu verdubbeld heeft en dat het nu 1940 geworden is.
26 februari 2022 omstreeks 22:21 uur belt [verdachte] naar [naam] . [verdachte] zegt dat als hij het bedrag niet voor maandag om 3 uur heeft dat het dan het driedubbele wordt. [verdachte] zegt dat hij [naam] een foto stuurt van zijn honkbalknuppel. [verdachte] zegt dat laat [naam] horen hoe de knuppel klinkt. [verdachte] zegt dat hij mensen niet altijd schiet maar soms verrot slaat, de handen, benen en het hoofd breekt. [verdachte] zegt dat [naam] problemen heeft als hij maandag zijn geld niet heeft.
2. Het proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 2] , opgemaakt op 2 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 253 - 254):
In verband met de door [verdachte] telefonisch gepleegde bedreigingen werd onderzoek gedaan naar de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [nummer] . Uit onderzoek in de politiesystemen bleek het mobiele telefoonnummer [nummer] op naam te staan van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Op 3 maart 2022 omstreeks 10.00 uur, spraken wij verbalisanten in persoon de bedreigde [slachtoffer 2] . Wij vroegen hem naar de telefonische bedreiging. [slachtoffer 2] zei dat [verdachte] boos op hem geworden was omdat hij hem geld verschuldigd was. Dat hij het al een aantal keren had uitgesteld en dat het niet raar was dat [verdachte] boos op hem was. Wij vroegen hem of hij niet bang was, omdat [verdachte] hem bedreigd had met een honkbalknuppel te bewerken. Wij hoorden dat hij hierop antwoordde dat hij eerst wel een beetje bang was en dat hij wel geprobeerd had om geld bij elkaar te krijgen.
Wij toonden [slachtoffer 2] een foto van [verdachte] en vroegen hem wie dit was. [slachtoffer 2] zei dat dit [verdachte] was en dat hij hem ook alleen als zodanig kent.
De getoonde foto van [verdachte] is als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 december 2022, voor zover inhoudende:
Ik heb tegen [slachtoffer 2] , die door mij [naam] wordt genoemd, gezegd dat als hij niet betaalde, ik hem met een honkbalknuppel zou bewerken. Als ik boos ben, kan ik alles zeggen. Ik was echt heel erg boos.
4. Het geschrift, te weten een uittreksel Justitiële Documentatie op grond van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens van 6 december 2022 ten name van de verdachte, voor zover inhoudende:
Datum beslissing: 14 oktober 2019 Gerechtshof Amsterdam
Kwalificatie: poging tot afpersing
Onherroepelijk 02 maart 2021
103 dagen gevangenisstraf waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van feit 3:
1. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 28 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 242 - 243):
Op 28 februari 2022 werd door de rechter-commissaris voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning, [adres] te Vlaardingen. Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen: vuurwapen, aangetroffen in de slaapkamer (wasmand).
2. Het proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt op 28 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 248 - 251):
Op 28 februari 2022, werd aan mij een wapen overhandigd. Op verzoek van de Dienst Regionale Recherche, heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld inzake overtreding van de Wet wapens en munitie. Het wapen werd tijdens de doorzoeking aangetroffen in de slaapkamer in perceel [adres] te Vlaardingen.
Soort wapen: Omgebouwd gaspistool
Fabrikant: Atak Arms Ltd.
Merk: Zoraki
Model: 906
Kaliber: 7.65 mm
Serienummer: [nummer]
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet wapens en munitie.
Omschrijving munitie
Soort Pistoolmunitie
Merk Geco
Kaliber 7.65 mm
Aantal Vier stuks
Bijzonderheden De aangetroffen munitie kan wel met het in dit proces-verbaal genoemde wapen worden verschoten.
De aangetroffen patronen is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 december 2022, voor zover inhoudende:
Op de dag van mijn aanhouding op 28 februari 2022 in Vlaardingen had ik het wapen in mijn bezit.
4.5.
Bewijsoverwegingen
4.5.1.
Ten aanzien van feit 1
OVC-gesprekken
De verdediging heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan bewijs. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de OVC-gesprekken vanuit de Volkswagen Golf op 24 september 2019 niet bijdragen tot het bewijs dat de verdachte zich actief heeft bezig zou hebben gehouden met afpersing van [slachtoffer 1] .
De rechtbank overweegt dat de OVC-gesprekken van 24 september 2019 ( [nummer] blz. 3) een gesprek bevat tussen [getuige 1] en [verdachte] . In het gesprek zegt [slachtoffer 2] onder andere tegen [verdachte] dat 'de man' in Rotterdam op hen staat te wachten en dat hij hem de uitdraai heeft laten meenemen. Hij heeft met ‘de kerel’ gesproken. De man zei dat hij elke dag in de zaak/tent zit. [slachtoffer 2] zegt: kom laten we gaan. Snap je? En [verdachte] reageert met “ehm (duidelijk)”. Ook bevat blz. 17 van dit OVC-gesprek een opmerking van [slachtoffer 2] tegen iemand die, als hij straks die Range Rover ziet, effetjes naar [verdachte] moet lopen.
De rechtbank is van oordeel dat deze OVC-gesprekken, in samenhang bezien met de verklaring van [slachtoffer 1] bewijs vormen dat [slachtoffer 2] contact heeft opgenomen met [verdachte] over [locatie] . Het verweer van de raadsman wordt hiermee verworpen.
Unus testis
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] de enige getuige is die over (verdere) ontmoetingen met [verdachte] verklaart en dat hierdoor sprake is van een unus testis-situatie. De verdediging heeft verder betoogd dat de foto-herkenning van [slachtoffer 1] niet kan en mag bijdragen tot het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , en zijn herkenning van de verdachte, steun vinden in de OVC-gesprekken. Geïsoleerd bezien vormt de foto-herkenning niet een sterk bewijsmiddel, maar in de context van de andere genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de herkenning betrouwbaar en overtuigend.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair ten laste gelegde afpersing in vereniging van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
4.5.2.
Ten aanzien van feit 2
Beroep op bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld – op grond van dezelfde argumenten als voor het beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie – dat sprake dient te zijn van bewijsuitsluiting op basis van art. 359a lid 1 onder b Sv omdat de vormverzuimen maken dat alle gesprekken die zijn gevoerd met het telefoonnummer [nummer] , het nummer waarop de aanvraag liep, onrechtmatig zijn verkregen en derhalve niet kunnen en mogen bijdragen tot enig bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu geen sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek in de zin van artikel 359a Sv. verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging strekkende tot bewijsuitsluiting. De tapgesprekken kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
Afpersing
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van (poging tot) afpersing omdat [slachtoffer 2] wat de verdachte tegen hem gezegd heeft, niet serieus neemt, niet bang is voor de verdachte en zich niet bedreigd of afgeperst voelde.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen wel degelijk een poging tot afpersing volgt. Wat er ook van zij of [slachtoffer 2] daadwerkelijk bang is geworden van de woorden van de verdachte, het staat vast dat de verdachte de bedreigende woorden heeft geuit en [slachtoffer 2] heeft gedreigd geweld aan te doen als hij niet zou betalen. De bedreiging met geweld was erop gericht dat [slachtoffer 2] geld aan de verdachte zou betalen en het oogmerk van de verdachte was erop gericht om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Laatstgenoemd oogmerk is ook aanwezig als sprake is van eigenrichting en de grenzen van het betamelijke worden overschreden, wat hier naar het oordeel van de rechtbank het geval is.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
4.5.3.
Ten aanzien van feit 3
Beroep op bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake dient te zijn van bewijsuitsluiting op basis van art. 359a lid 1 onder b Sv omdat de vormverzuimen maken dat alle gesprekken die zijn gevoerd met het telefoonnummer [slachtoffer 2] , het nummer waarop de aanvraag liep, onrechtmatig zijn verkregen en derhalve niet kunnen en mogen bijdragen tot enig bewijs. Dat maakt de doorzoeking, dus de vondst van het vuurwapen, ook onrechtmatig.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu geen sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging strekkende tot bewijsuitsluiting. Het resultaat van de doorzoeking kan voor het bewijs worden gebruikt.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een wapen met munitie van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 24 september 2019 tot en met 30 april 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot:
- de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , door:
- naar [locatie] van die [slachtoffer 1] te gaan en
- voor de [locatie] op een rij te gaan staan en op de bar te slaan en
- met harde stem tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: 'met ons systeem is niets mis gegaan' en 'ik
benvan [naam] en jij moet 80.000 euro betalen' en 'jij moet betalen' en 'als je naar de politie gaat is het probleem nog niet opgelost' en dichtbij die [slachtoffer 1] te staan en te zeggen: 'je gaat betalen anders heb je een groot probleem', en
- aldus een bedreigende en intimiderende overtalsituatie te doen ontstaan, en
- vervolgens meerdere keren naar [locatie] te gaan om geld op te eisen en op te halen,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij in de periode van 26 februari 2022 tot en met 28 februari 2022 in Nederland heeft gepoogd om, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag ter hoogte van 1940 euro dat aan deze [slachtoffer 2] toebehoort,
door die [slachtoffer 2] meerdere keren te bellen en telefonisch - zakelijk weergegeven - tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat:
- als hij, verdachte, het geld niet krijgt hij, verdachte, hem ( [slachtoffer 2] ) zal slaan en met een honkbalknuppel bewerkt, en
- [slachtoffer 2] vandaag moet betalen, anders wordt het 1940 euro, en
- als hij, verdachte, het bedrag niet voor maandag om drie uur heeft dat het dan het driedubbele wordt, en
- hij, verdachte die [slachtoffer 2] op zal laten sporen, en
- hij, verdachte, een foto stuurt van zijn honkbalknuppel en laat horen hoe de knuppel klinkt, en
- hij, verdachte, mensen niet altijd schiet maar soms verrot slaat, de handen, benen en het hoofd breekt, en
- hij, [slachtoffer 2] , problemen heeft als hij, verdachte, maandag zijn geld niet heeft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 28 februari 2022 te Vlaardingen een wapen van categorie III onder 1 van art. 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool merk Zoraki, kaliber 7.65 mm en munitie van categorie III van art. 2 lid 2 van de Wet wapens en munitie, te weten vier 7.65 mm patronen (merk Geco), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, als de rechtbank niet meegaat in het betoog van de verdediging dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek ten aanzien van de feiten 2 en 3, deze vormverzuimen in forse mate verdisconteerd dienen te worden in de strafmaat als bedoeld onder art. 359a lid 1
onder a Sv.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om in geval van bewezenverklaring geen langere gevangenisstraf op te leggen dan verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan afpersing. Deze georganiseerde afpersing door een soort incassoploeg vond plaats in de illegale gokwereld. De verdachte en zijn mededaders hebben er misbruik van gemaakt dat het slachtoffer zichzelf in een kwetsbare situatie had gebracht door zich in de illegale gokwereld te mengen. Zij hebben hem door dreiging met geweld een groot geldbedrag afhandig gemaakt.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De verdachte heeft een vriend van hem door bedreiging met grof geweld geprobeerd geld afhandig te maken, waarbij hij steeds dreigender taal uitsloeg.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijpassende munitie. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving en het bezit daarvan moet daarom streng worden bestraft.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie op grond van de Landsverordening/Wet op de Justitiële documentatie, gedateerd 6 december 2022. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het onder 1 primair bewezen verklaarde eerder op Curaçao op 2 februari 2012 is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf. Deze veroordeling is onherroepelijk. De verdachte heeft zich binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van voormelde veroordeling wederom schuldig gemaakt aan soortgelijke misdrijven. De termijn van vijf jaar kan worden verlengd met de tijd waarin de veroordeelde rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Bij ministeriële beschikking van 29 januari 2015 is de verdachte met ingang van 31 januari 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De rechtbank weegt deze omstandigheid met inachtneming van art. 43a Sr ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie op grond van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens, gedateerd 6 december 2022. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het onder 2 bewezen verklaarde eerder door het gerechtshof in Amsterdam op 14 oktober 2019 is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf. Deze veroordeling is onherroepelijk. De verdachte heeft zich binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van voormelde veroordeling wederom schuldig gemaakt aan soortgelijke misdrijven. De rechtbank weegt deze omstandigheid met inachtneming van art. 43a Sr ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte op 14 oktober 2019 is veroordeeld wegens een strafbaar feit en nu wordt schuldig verklaard aan een misdrijf vóór die datum gepleegd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 12 september 2022.
Strafmodaliteit en strafmaat
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank de eerdere veroordelingen van verdachte voor vergelijkbare strafbare feiten mee. In strafmatigende zin wordt meegewogen dat de afpersing van [slachtoffer 1] ongeveer drie jaar geleden heeft plaatsgevonden. Ook het gegeven dat feit 1 een relatief minder ernstige vorm van afpersing betreft, nu daadwerkelijk geweld en/of concrete verbale bedreigingen zijn uitgebleven, werkt strafmatigend en leidt tot een afwijking van de eis.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 2 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
Ten aanzien van het onder 1 genoemde inbeslaggenomen voorwerp, een honkbalknuppel, heeft de officier van justitie geen vordering gedaan nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij deze honkbalknuppel al heeft teruggekregen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op het onder 1 genoemde inbeslaggenomen voorwerp, een honkbalknuppel, geen beslag meer rust. De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerpen (vuurwapen en munitie) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 8 augustus 2022 gevorderd dat de bij parketnummer 23/000971-18 door het gerechtshof te Amsterdam op 14 oktober 2019 voorwaardelijke opgelegde straf van 100 dagen ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen gezien de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen.
Uiterst subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering slechts gedeeltelijk ten uitvoer te leggen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 8 augustus 2022 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 14 oktober 2019, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 43a, 45, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de WWM;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerpen, te weten: een omgebouwd gaspistool (merk Zoraki, kaliber 7.65 mm) en vier 7.65 mm (kogel)patronen (merk Geco);
gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 14 oktober 2019, gewezen onder parketnummer 23/000971-18, te weten
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Sno, voorzitter,
mr. D. Gruijters, rechter,
mr. L. Mundt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2022.