ECLI:NL:RBDHA:2022:13613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/6670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid bestuursrechter bij feitelijke mededelingen zonder rechtsgevolg

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, vertegenwoordigd door gemachtigde R.G.W. Paulissen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een brief van verweerder, gedateerd 13 oktober 2022, waarin verweerder feitelijke mededelingen deed naar aanleiding van eerdere telefoongesprekken en een uitspraak van de voorzieningenrechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van verweerder geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze enkel feitelijke informatie bevatte en niet gericht was op rechtsgevolg. Hierdoor is de bestuursrechter kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, conform artikel 8:54 van de Awb, en heeft besloten dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder

(gemachtigde: R.G.W. Paulissen).

Procesverloop

Eiser heeft tegen de brief van verweerder van 13 oktober 2022 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Eiser is vrijgesteld van het betalen van het griffierecht. Dat betekent dat eiser in deze procedure geen griffierecht hoeft te betalen.
2. Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is.
3. Artikel 8:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
4. Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Van een rechtshandeling is sprake indien een handeling gericht is op enig rechtsgevolg.
5. In de uitspraak van 30 september 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:10695
)heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verweerder ter aflossing van de schuld van verzoeker maandelijks de reservering van 5% voor de vakantietoeslag inhoudt op zijn uitkering.
6. Op 13 oktober 2022 heeft verweerder eiser een brief gestuurd naar aanleiding van telefoongesprekken tussen eiser en verweerder over de uitspraak van de voorzieningenrechter. Verweerder bericht eiser dat de ingehouden bedragen over de periode van 1 juni 2022 tot 1 oktober 2022 reeds aan eiser zijn terugbetaald. Verder schrijft verweerder dat over de periode van 1 juni 2021 tot 1 juni 2022 een bedrag van € 650,36 op eisers bijstandsuitkering is ingehouden, dat op 31 mei 2022 € 650,36 aan vakantiegeld aan eiser is uitbetaald en dat hiermee het eerder ingehouden bedrag aan eiser is terugbetaald. Tot slot informeert verweerder eiser dat vanaf 1 juni 2022 gereserveerd vakantiegeld zal worden benut voor de aflossing van openstaande vorderingen en dat verweerder het indiensttredingsformulier en de arbeidsovereenkomst van eiser heeft ontvangen.
7. De rechtbank stelt vast dat de brief van verweerder slechts feitelijke mededelingen bevat over onder meer de uitvoering en de gevolgen van de uitspraak van de voorzieningenrechter. De brief is daarmee niet op rechtsgevolg gericht en kan om die reden niet als een besluit worden aangemerkt. Nu er geen sprake is van een besluit kan op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. De bestuursrechter is daarom kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Voortzetting van het onderzoek is dus niet nodig.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.