In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 3 november 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat er risico's zijn dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft de gronden van de maatregel betwist, maar de rechtbank oordeelt dat de zware gronden, zoals het illegaal binnenkomen van Nederland en het niet opvolgen van eerdere terugkeerbesluiten, voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft ook aangevoerd dat zijn psychische problemen onvoldoende zijn meegewogen, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er geen medische omstandigheden zijn die detentie ongeschikt maken. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.