Overwegingen
1. Eiser stelt dat hij de Egyptische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1989.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 mei 2022 (in de zaak NL22.7721) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De rechtbank stelt verder vast dat het enige discussiepunt in deze zaak ziet op de vraag of het detentiecentrum (DC) Rotterdam voldoet aan de eisen voor een speciale inrichting voor bewaring. Over deze vraag is recent een oordeel gegeven door de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaatsen Arnhem en Zwolle. De uitspraak van de rechtbank Arnhem1is gedaan op 3 juni 2022 en de uitspraak van de rechtbank Zwolle op 8 juni 2022.2.In de beide uitspraken heeft de rechtbank geoordeeld dat het DC Rotterdam als een speciale inrichting voor bewaring kan worden aangemerkt.
5. Eiser heeft ter zitting medegedeeld dat hij bekend is met hierboven genoemde uitspraken, maar dat hij het er niet mee eens is. Eiser voert aan dat het detentiecentrum waar hij verblijft niet kan worden aangemerkt als een ‘speciale inrichting voor bewaring’ als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn.3 Eiser verwijst in dit verband naar het arrest K. van het Hof van Justitie van 10 maart 2022.4
Ter onderbouwing van zijn standpunt stelt eiser dat de inrichting van de cellen in het DC Rotterdam te veel lijkt op cellen waarin strafrechtelijk gedetineerden verblijven. Eiser heeft gewezen op een foto van een cel in het DC Rotterdam die is gepubliceerd in een artikel van Amnesty International over Vreemdelingendetentie. 5 Op deze foto van een cel is naast het bruine gordijn een raam te zien met een kale boom, maar eiser betwist dat deze cel een raam heeft. Het uitzicht vanuit het raam zijnde de kale boom zou namelijk niet realistisch zijn.
6. Voorts voert eiser aan dat hij twijfelt over de specifieke kwalificaties en de taken van het personeel dat werkzaam is in het DC Rotterdam en belast is met toezicht op de bewaring van derdelanders. Uit rechtsoverweging 56 van het arrest K. volgt dat het merendeel van het personeel dat belast is met het toezicht op de bewaring van derdelanders een specifieke opleiding moet hebben gevolgd. Weliswaar heeft de plaatsvervangend directeur van het DC Rotterdam tijdens de behandeling van de zaken bij de rechtbanken Arnhem en Zwolle toegelicht dat het personeel over de vereiste kwalificaties beschikt, maar eiser neemt geen genoegen met deze toelichting. Eiser wil namelijk kunnen controleren of het personeel daadwerkelijk over de vereiste kwalificaties beschikt en daarom wil hij de diploma’s van het personeel kunnen inzien.
4 Arrest van het Hof van 10 maart 2022, zaak C‑519/20, ECLI:EU:C:2022:178 .
5
https://www.amnesty.nl/wat-we-doen/landen/mensenrechten-nederland/vluchtelingen-en- asielzoekers/vreemdelingendetentie
7. In navolging van de uitspraak van zittingsplaats Zwolle van 8 juni 20226, oordeelt de rechtbank dat zij bevoegd is om bewaringsrechter te oordelen over de wijze van tenuitvoerlegging van een maatregel van bewaring.
8. Verder stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat op de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring in DC Rotterdam (een huis van bewaring) de Pbw7 van toepassing is. Die wet kent geen afzonderlijke bepalingen voor vreemdelingenbewaring.
9. In het arrest K. heeft het Hof een aantal aspecten8 genoemd die de nationale rechter kan gebruiken om te beoordelen of de bewaringsomstandigheden dusdanig zijn dat de vreemdelingenbewaring niet gelijkstaat aan penitentiaire detentie. Eén van de aspecten die het Hof noemt, is de inrichting van de ruimten die bestemd zijn voor de bewaring van vreemdelingen. De rechtbank begrijpt de stelling van eiser over zijn cel zo, dat de inrichting van de cel teveel lijkt op de inrichting van een cel in penitentiaire detentie. Mocht de rechtbank eiser volgen in zijn betoog, dan zou dit een aanwijzing kunnen vormen dat het DC Rotterdam niet kan worden beschouwd als een ‘speciale inrichting’ in de zin van artikel 16, lid 1, van de Terugkeerrichtlijn.
10. De eerste beroepsgrond slaagt niet omdat niet concreet is gemaakt is dat eiser ook daadwerkelijk in een cel verblijft zoals die op de foto in het artikel van Amnesty International. Ook ter zitting heeft eiser niet bevestigd dat zijn cel er hetzelfde uitziet als op die foto. Voor zover eiser nog doelt op het feit dat er stapelbed staat in de cel op de foto, maakt dit het oordeel van de rechtbank niet anders. Uit het arrest K. blijkt namelijk niet dat de cel voor een vreemdeling in bewaring op een bepaalde manier moet worden ingericht. Verder heeft de rechtbank ook geen aanknopingspunten om de twijfelen of het raam op de foto wel ‘echt’ is. Ter zitting is besproken dat de (afbeelding van een) kale boom ook een zogenaamd rolgordijn kan zijn nu het er op lijkt dat dit is geplaatst in een kozijn. Dat de cel op de foto mogelijk geen raam zou bevatten, is door eiser verder niet onderbouwd.
11. Ter zake de specifieke kwalificaties en taken van het personeel in het DC Rotterdam, overweegt de rechtbank als volgt. Bij de behandeling ter zitting door de meervoudige kamers van de zittingsplaatsen Arnhem en Zwolle, heeft de plaatsvervangend directeur van het DC Rotterdam een toelichting gegeven over de kwalificaties en taken van het personeel. Uit deze toelichting volgt dat het personeel dat verantwoordelijk is voor de inrichting waar de vreemdelingenbewaring plaatsvindt, beschikt over de daartoe vereiste kwalificaties. Naar aanleiding daarvan hebben de zittingsplaatsen Arnhem en Zwolle geoordeeld dat de kwalificaties en taken van het personeel een aanwijzing vormen dat het DC wel kan worden beschouwd als een speciale inrichting voor bewaring.9 Verweerder
7 Wet van 18 juni 1998 tot vaststelling van een Penitentiaire beginselenwet en daarmee verband
houdende intrekking van de Beginselenwet gevangeniswezen met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 5 en wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering alsmede enige andere wetten (Penitentiaire beginselenwet).
heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de enkele ongemotiveerde betwisting van de toelichting van de plaatsvervangend directeur door eiser onvoldoende is om hieraan te twijfelen. Eiser heeft ook geen begin van bewijs geleverd waaruit zou blijken dat het merendeel van het personeel niet over de juiste kwalificaties beschikt of dat de toelichting van het de plaatsvervangend directeur niet correct zou zijn. De stelling van gemachtigde van eiser dat hij zelf niet aan informatie over de opleidingen van het personeel kan komen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Het is de rechtbank namelijk niet gebleken dat de gemachtigde van eiser op enigerlei wijze heeft geprobeerd om deze informatie te achterhalen.
12. In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan de eerdergenoemde uitspraken van de zittingsplaatsen Arnhem en Zwolle. De rechtbank ziet gezien hetgeen eiser heeft aangevoerd evenmin aanleiding om, zoals hij had verzocht, de plaatsvervangend directeur onder ede een getuigenverklaring te laten afleggen en een descente te houden in het DC Rotterdam. De conclusie van de rechtbank is daarom dat het DC Rotterdam als een speciale inrichting voor bewaring als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn kan worden aangemerkt.
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.