Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
De rechtbank ziet echter geen reden om ten aanzien van de wijze waarop de bewaring ten uitvoer wordt gelegd een onderscheid te maken tussen bewaring op grond van een richtlijn of op grond van een verordening. In al die situaties acht zij daarom het kader van belang dat het Hof de nationale rechter heeft geboden in (onder andere) het arrest Landkreis Gifhorn.
- inachtneming van de tiende en de elfde van de door het Comité van Ministers van de Raad van Europa inzake gedwongen terugkeer aangenomen richtsnoeren;
- vreemdelingen verblijven gescheiden van strafrechtelijk gedetineerden;
- de inrichting van de ruimten die bestemd zijn voor de bewaring van vreemdelingen;
- verschillende regels voor de bewaringsomstandigheden van vreemdelingen en strafrechtelijk gedetineerden;
- specifieke kwalificaties en taken van het personeel dat verantwoordelijk is voor de inrichting waarin vreemdelingen verblijven;
- de dwang waaraan vreemdelingen worden onderworpen blijft, in het licht van al deze omstandigheden, beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om een doeltreffende terugkeerprocedure te waarborgen en zoveel mogelijk wordt ook op dit punt voorkomen dat de bewaring gelijkstaat aan penitentiaire detentie.
- als de nationale regels inzake de tenuitvoerlegging van straffen van toepassing zijn – al was het maar bij analogie – op de bewaring van vreemdelingen, vormt dat een sterke aanwijzing dat een dergelijke bewaring niet plaatsvindt in een „speciale inrichting voor bewaring” in de zin van artikel 16 lid 1 van de Terugkeerrichtlijn;
- als ten minste het merendeel van het personeel dat is belast met het toezicht op de in bewaring gestelde vreemdelingen én de voor de werking van de inrichting hoofdverantwoordelijken specifiek zijn opgeleid voor dat toezicht, vormt dat een aanwijzing voor de kwalificatie van die inrichting als „speciale inrichting voor bewaring”;
- als het personeel dat rechtstreeks contact heeft met de in bewaring gestelde vreemdelingen uitsluitend wordt ingezet in die inrichting en niet tegelijkertijd in een inrichting die dient voor strafrechtelijke detentie, vormt dat ook een aanwijzing voor de kwalificatie van die inrichting als „speciale inrichting voor bewaring”.
Verweerder heeft echter ook gesteld dat de beschikbare capaciteit in de (afzonderlijke) bezoekruimte voor vreemdelingenbewaring in de weekenden niet volledig wordt benut.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 100,-, te betalen door de griffier;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
mr. J.W.M. Bunt, leden, in aanwezigheid van D.K. Bloemers, griffier.