ECLI:NL:RBDHA:2022:13515
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluiten inzake WAO-uitkering en Wajong-uitkering met betrekking tot medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, geboren in 1967, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de beëindiging van eisers WAO-uitkering en de aanvraag voor een Wajong-uitkering. Eiser was per 1 maart 1988 in dienst bij een bedrijf en viel op 30 oktober 1990 uit met vermoeidheidsklachten. Zijn WAO-uitkering werd in 1992 en 1994 beëindigd, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser verzocht in 2020 om herziening van deze besluiten, maar verweerder weigerde dit, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden. Eiser voerde aan dat zijn medische situatie, waaronder een chronisch vermoeidheidssyndroom en autismespectrumstoornissen, niet correct was beoordeeld in de eerdere besluiten. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waren en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten te herzien. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering, omdat er geen bewijs was dat hij op zijn 18e al zodanig beperkt was dat hij niet kon werken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen.