ECLI:NL:RBDHA:2022:13508

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
21/7924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke toetsing van verkeersbesluit tot uitbreiding milieuzone in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser, eigenaar van een Peugeot Partner bestelbus met een dieselmotor van emissieklasse 3, was het niet eens met een verkeersbesluit dat het rijden met dergelijke voertuigen in de centrumring van Den Haag verbood. Dit besluit was genomen op basis van de Wegenverkeerswet 1994 en had als doel de luchtkwaliteit in de stad te verbeteren. Eiser stelde dat hij niet in staat was om een nieuw voertuig aan te schaffen dat wel in de milieuzone mocht rijden en voerde aan dat zijn voertuig minder vervuilend was dan andere voertuigen die wel waren vrijgesteld, zoals oldtimers en touringcars.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat het college bij het nemen van het verkeersbesluit een ruime beoordelingsruimte toekomt en dat de belangen die aan het besluit ten grondslag lagen, voldoende waren afgewogen. De rechtbank concludeerde dat de onderzoeken waarop het besluit was gebaseerd niet ondeugdelijk waren en dat de vrijstelling voor oldtimers voortvloeide uit landelijke regelgeving. De rechtbank vond de belangenafweging van verweerder niet onevenredig en oordeelde dat het doel van het verkeersbesluit, namelijk de verbetering van de luchtkwaliteit, gerechtvaardigd was. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat het besluit onterecht was.

De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij de toetsing van verkeersbesluiten en de noodzaak voor een goede onderbouwing van de belangenafweging door het bestuursorgaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A. Wassenburg en T. Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een verkeersbesluit [1]
genomen op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
Bij besluit van 26 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Met het verkeersbesluit is bepaald dat er in de centrumring van Den Haag (met uitzondering van de noordzijde, met de grens het Telderstrace) geen vrachtauto’s en personen-en bestelauto’s met een dieselmotor emissieklasse 3 of lager, meer mogen rijden. Eiser rijdt een Peugot Partner bestelbus, met een dieselmotor emissieklasse 3 of lager, en kan zich hier niet in vinden.
2. Uit vaste rechtspraak [2] van de hoogste bestuursrechter [3] volgt dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsruimte toekomt. De absolute noodzaak van een verkeersbesluit hoeft niet te worden aangetoond. Voldoende is dat de aan het verkeersbesluit ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2 van de WVW 1994, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen. [4]
3. De rechter toetst een verkeersbesluit terughoudend en beoordeelt of het besluit niet in strijd is met wettelijke voorschriften en of er geen sprake is van een onevenredige belangenafweging. Dat het in dit geval naast klassieke verkeersbelangen gaat om belangen als bedoeld in de Wet milieubeheer die afkomstig zijn uit Europese regelgeving, maakt het toetsingskader van de rechter niet anders.
Wat vindt eiser?
4. Eiser is het niet eens met het verkeersbesluit. Hij is niet in staat tot aanschaf van een bestelbus die wel in het centrum van Den Haag mag rijden. Hij wil hem blijven gebruiken omdat hij deze nodig heeft voor zijn werk. Hij stelt dat hij gebruik maakt van biologische diesel waardoor hij minder milieubelastende stoffen uitstoot dan waarvan de RDW uitgaat bij zijn voertuigtype. Verder zijn vergelijkbare auto’s (met een vergelijkebare fijnstof uitstoot) wel toegestaan. Eiser vindt het niet rechtvaardig dat oldtimers zijn uitgezonderd, terwijl deze vervuilender zijn dan zijn bestelbus. Ook is hij het niet eens met de uitzondering voor touringcars. De subsidie is ook niet voldoende om een nieuwe, tweedehands dieselbus aan te schaffen uit categorie 4 of hoger. De onderzoeken waarop verweerder zijn besluitvorming heeft gebaseerd zijn ondeugdelijk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. Het doel van het verkeersbesluit is de verbetering van de luchtkwaliteit in Den Haag, omdat luchtverontreiniging onder meer schadelijk is voor de volksgezondheid. Dit beperkt zich niet enkel tot bepaalde wijken, maar geldt voor heel Den Haag. Niet is gebleken dat de verschillende onderzoeken waarop verweerder zijn besluitvorming heeft gebaseerd ondeugdelijk zijn. Dat het effect van de milieuzone gering is, maakt niet dat de maatregel ongeschikt is. Het instellen van deze milieuzone is onderdeel van een groter samenhangend pakket aan maatregelen om de luchtkwaliteit in Den Haag te verbeteren. Verweerder heeft er hierbij voor gekozen om de milieuzone te laten gelden voor vrachtauto’s en personen-en bestelauto’s met een dieselmotor emissieklasse 3 of lager in de centrumring met uitzondering van de noordzijde, met als grens het Telderstrace. De rechtbank acht dit niet onredelijk.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn het eigen onderzoek en de bevindingen van eiser van onvoldoende gewicht om te concluderen dat verweerder het onderzoek van Royal HaskoningDHV 2019 [5] niet aan het besluit ten grondslag had mogen leggen. Eiser heeft niet met wetenschappelijke rapportages onderbouwd dat er niet uitgegaan kan worden van de wetenschappelijke onderbouwing van het besluit. Ter voorlichting wijst de rechtbank op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter over een verkeersbesluit waarbij in Rotterdam een vergelijkbare milieuzone werd ingesteld en waarbij het college dit besluit had gemotiveerd met rapportages vergelijkbaar aan die behorende bij het door eiser bestreden besluit. Anders dan de rechtbank, oordeelde in hoger beroep de bestuursrechter dat de instelling van een milieuzone wel rechtmatig was. [6] Voorts heeft verweerder terecht gesteld dat een uitzondering zoals door eiser bepleit afstuit op de mogelijkheden van handhaving. Verweerder is niet bevoegd te controleren op het gebruik van de milieuvriendelijke brandstof die eiser gebruikt en diende daarom in de regeling aan te sluiten bij het gebruik en de uitstoot van voertuigen zoals die voor een bepaald type is geregistreerd door de Rijksdienst voor het Wegverkeer.
5.2.
De vrijstelling voor oldtimers volgt niet uit het verkeersbesluit, maar uit landelijke regels voor milieuzones in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. [7] De reden voor de vrijstelling voor oldtimers in deze landelijke regelgeving is dat oldtimers onderdeel
zijn van het cultureel erfgoed en dat er over het algemeen weinig mee wordt gereden. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de landelijke vrijstelling voor oldtimers geen reden is om vervuilende voertuigen die niet kwalificeren als oldtimer, zoals de bestelauto van eiser, niet te weren.
5.3.
De overige standpunten van eiser kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is de door verweerder uitgevoerde belangenafweging niet onevenredig.
Conclusie
7. Gelet op voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling
of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verkeersbesluit geografische uitbreiding milieuzone en uitbreiding diesel personen- en bestelauto’s Den Haag 2021.
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:152.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
4.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 10 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4475.
5.Onderzoek effecten milieuzone Den Haag, d.d. 25 november 2019.
6.Uitspraak van de Afdeling van 6 juni 20218, ECLI:NL:RVS:2018:1861.
7.Zie ook: Besluit van 29 oktober 2019 tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Kentekenreglement in verband met de harmonisatie van milieuzones.