ECLI:NL:RBDHA:2022:13493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
NL22.8628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen

In deze zaak heeft eiser op 15 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 4 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 14 juni 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft het voornemen geuit om zonder zitting uitspraak te doen en heeft dit ook gedaan op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft in dat opzicht. Daarnaast heeft de rechtbank de vraag behandeld of eiser kan opkomen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van bepaalde artikelen van de Awb op besluiten over asielaanvragen uit. Eiser betwist de geldigheid van deze wet, maar de rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierecht.

De rechtbank concludeert dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat de Tijdelijke wet onverbindend is en dat hij geen aanspraak kan maken op bestuurlijke dwangsommen. Het beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50, omdat eiser het recht had om beroep in te stellen wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8628

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Spapens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: B. Asadoella).

Procesverloop

Eiser heeft op 15 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 4 september 2021.
Bij besluit van 14 juni 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft desgevraagd meegedeeld het beroep te handhaven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het voornemen geuit om zonder een zitting uitspraak te doen. De rechtbank doet thans uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser stelt de rechtbank vast dat met de inwilliging van deze asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Gelet op de gronden van beroep ligt de vraag voor of eiser kan opkomen tegen de vaststelling van verweerder bij de inwilliging van de asielaanvraag dat hij aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Om die reden zijn er volgens verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verbeurd. Eiser voert echter aan dat de Tijdelijke wet in zoverre onverbindend is wegens strijd met het Unierecht. Hierbij verwijst hij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3776.
3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:352, echter geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel. De rechtbank is onder verwijzing naar deze uitspraak van oordeel dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat de Tijdelijke wet onverbindend is voor zover daarin het verbeuren van bestuurlijke dwangsommen in het kader van asielaanvragen onmogelijk is gemaakt. Eiser kan via dit beroep dan ook niet alsnog aanspraak maken op bestuurlijke dwangsommen. Ook in zoverre ontbreekt het procesbelang.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Eiser heeft vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep kunnen instellen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrechter voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van
€ 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.