ECLI:NL:RBDHA:2022:13493
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 15 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 4 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 14 juni 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft het voornemen geuit om zonder zitting uitspraak te doen en heeft dit ook gedaan op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft in dat opzicht. Daarnaast heeft de rechtbank de vraag behandeld of eiser kan opkomen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van bepaalde artikelen van de Awb op besluiten over asielaanvragen uit. Eiser betwist de geldigheid van deze wet, maar de rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierecht.
De rechtbank concludeert dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat de Tijdelijke wet onverbindend is en dat hij geen aanspraak kan maken op bestuurlijke dwangsommen. Het beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50, omdat eiser het recht had om beroep in te stellen wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.