ECLI:NL:RBDHA:2022:13488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
NL22.2691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor verblijfsvergunning Turkse zelfstandige stukadoor

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Turkse zelfstandige stukadoor. De verzoeker had op 5 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning om als zelfstandige te kunnen werken. Deze aanvraag werd op 1 februari 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarbij het besluit ook als terugkeerbesluit gold. De verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 mei 2022 was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf had en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn activiteiten een wezenlijk Nederlands belang dienden. De verzoeker had onvoldoende stukken ingediend ter onderbouwing van zijn aanvraag, wat leidde tot de conclusie dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter benadrukte dat de verzoeker niet onzorgvuldig was behandeld door de verweerder, die geen extra termijn had gegeven voor het indienen van aanvullende stukken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaarde het bezwaar ongegrond, met de overweging dat het bestreden besluit op goede gronden was genomen.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 juni 2022, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De voorzieningenrechter concludeerde dat de ingediende stukken niet voldoende waren om aan de documentatievereisten te voldoen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2691
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Esen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: N. Ulutas).

Procesverloop

In het besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 5 november 2021 om een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige afgewezen. Het besluit geldt ook als terugkeerbesluit.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 mei 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Verzoeker heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige als stukadoor.
Besluit verweerder
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat verzoeker geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft voor het verrichten van arbeid als zelfstandige. Verzoeker komt niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat met zijn activiteiten een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. Verweerder heeft de aanvraag niet voor advies voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) omdat verzoeker onvoldoende stukken ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft ingediend.
Omvang beoordeling voorzieningenrechter
4. Bij de inhoudelijke beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag een redelijke kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een (eventuele) bodemprocedure.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. Zoals in het bestreden besluit staat, moet hij namelijk het grondgebied van de Europese Unie verlaten. Als hij dat niet doet dan kan hij worden uitgezet.
Over het indienen van stukken in de aanvraagfase
6. Verzoeker vindt dat verweerder zijn aanvraag niet had mogen afwijzen, zonder hem eerst een termijn te geven om de voor de onderbouwing van zijn aanvraag benodigde stukken te verzamelen en in te dienen.
7. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door verzoeker geen nadere termijn te geven voor het indienen van stukken. Uit het aanvraagformulier en het beleid1 blijkt duidelijk welke stukken bij de aanvraag dienen te worden ingediend. Van verzoeker mag dan ook verwacht worden dat hij weet wat hij moet overleggen. Verzoeker heeft in de aanvraag niet gemotiveerd aangegeven waarom hij bepaalde stukken nog niet kan overleggen en hij er toch voor kiest al een aanvraag in te dienen. Ook heeft hij in de aanvraag en in deze procedure niet duidelijk gemaakt waarom het tijdig indienen van de stukken redelijkerwijs niet van hem verwacht mag worden. De enkele stelling ter zitting dat veel stukken ontbreken vanwege praktische problemen, is daarvoor onvoldoende.
Over de door verzoeker in de bezwaarfase ingediende stukken
8. Verzoeker heeft in de bezwaarfase alsnog de volgende stukken ingediend:
9. Persberichten 2020 en 2021;
10. Nieuwsberichten over bouw/vacatures/omzet;
11. Vacatures over de periode van 1 februari 2020 tot en met 26 februari 2021;
12. Kamer van Koophandel locatiescan stukadoren van januari 2022;
13. Uittreksel Kamer van Koophandel [A] Bouwbedrijf van 8 februari 2022;
14. Referentie A class stucadoors van 22 februari 2021;
15. Referentie [B] stucadoors van 7 februari 2022;
16. Referentie [C] van 15 oktober 2021;
17. Referentie [D] van 10 mei 2022;
18. Ondernemingsplan opgesteld door [E] van 2 februari 2022;
19. Freelanceovereenkomst [B] Stucadoors en [A] Bouwbedrijf van 10 december 2021;
20. Prognose jaarrekening 2022;
21. Tussentijdse jaarrekening 2022.
9. De voorzieningenrechter oordeelt dat de in de bezwaarfase ingediende stukken niet maken dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. In het beleid is uitgewerkt welke
1. Paragraaf B6/4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
stukken een vreemdeling moet overleggen voor de beoordeling of de vreemdeling aan het vereiste van een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de stukken die in dit beleid staan genoemd overlegt, mits hij daar redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.2 Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat verzoeker ook met de in de bezwaarfase ingediende stukken niet aan het documentatievereiste voldoet. Het ondernemingsplan is onvoldoende onderbouwd met financiële stukken zoals met concrete intentieverklaringen van toekomstige opdrachtgevers, overeenkomsten voor opdracht, prognoses van balansen, omzetten en resultaten, BTW aangiftes en -beschikkingen, aangiftes en aanslagen Inkomstenbelasting en bankafschriften van de zakelijke rekening. Uit de door verzoeker ingediende freelanceovereenkomst blijkt niet of en zo ja hoeveel verzoeker op grond van deze overeenkomst heeft gewerkt. De door verzoeker ingediende prognose en tussentijdse jaarrekening 2022 zijn niet onderbouwd met documenten, bijvoorbeeld rekeningoverzichten of facturen.
Conclusie
10. Omdat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af.
11. De voorzieningenrechter oordeelt verder dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om in dit geval toepassing te geven aan artikel 78 van de Vreemdelingenwet 2000 en het bezwaar ongegrond te verklaren.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
2 Zie bijvoorbeeld ABRvS 23 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1326.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.