Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 28 november 2022, stond de verkrijgende verjaring van een stuk grond centraal. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H.W. van Ewijk, claimde eigendom van een driehoekig stuk grond dat door de gemeente aan een derde in bruikleen was gegeven. De rechtbank oordeelde dat eiser door verjaring eigenaar was geworden van het grondstuk, dat zichtbaar was op overgelegde foto's. De rechtbank verklaarde dat de gedaagden, die het perceel van de gemeente hadden gekocht, binnen een maand na verzoek van eiser moesten meewerken aan de notariële levering van het grondstuk, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag tot een maximum van € 10.000.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat een deel van het perceel dat aan het driehoekje grond grenst, als openbare weg moet worden beschouwd. De gedaagden werden verplicht om een schutting die dit deel van de openbare weg afsloot, te verwijderen en de bestrating terug te plaatsen. De rechtbank wees de incidentele vorderingen van eiser af, omdat deze geen belang meer had bij voorlopige voorzieningen nu er een eindvonnis was gewezen. De proceskosten werden aan de zijde van eiser begroot op € 1.440,00, te vermeerderen met wettelijke rente.
De rechtbank concludeerde dat eiser zich gedurende een lange periode als eigenaar van het driehoekje grond had gedragen, en dat de gemeente onvoldoende maatregelen had genomen om verjaring te voorkomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om alert te zijn op claims van verjaring en de bescherming van openbare wegen.