ECLI:NL:RBDHA:2022:13427
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot teruggeleiding van kinderen in het kader van internationale kinderontvoering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot teruggeleiding van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], naar Polen. Het verzoek was ingediend door de vader, die stelde dat de moeder de kinderen zonder zijn toestemming naar Nederland had gebracht, wat volgens hem een ongeoorloofde overbrenging was in de zin van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen voor hun overbrenging naar Nederland hun gewone verblijfplaats in Polen hadden en dat het gezagsrecht gezamenlijk werd uitgeoefend. De rechtbank heeft de moeder verweten dat zij de kinderen abrupt van de vader heeft gescheiden en hen in een onzekere situatie heeft gebracht.
De rechtbank heeft de minderjarigen gehoord en vastgesteld dat zij zich in een ontwikkelingsfase bevinden waarin zij een eigen mening kunnen vormen. Beide kinderen hebben aangegeven dat zij niet terug willen naar Polen en dat zij zich gelukkig voelen in Nederland. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weerstand van de kinderen tegen terugkeer naar Polen authentiek is en niet het resultaat van beïnvloeding door de moeder. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot teruggeleiding van de kinderen afgewezen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de ouders in een langdurige echtscheidingsproblematiek zijn verwikkeld, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, en de bijzondere curator is benoemd om de kinderen te begeleiden in deze situatie.