ECLI:NL:RBDHA:2022:1340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
C-09-622133-KG ZA 21-1200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voortzetting van onderhandelingen over de verwerving van een locatie voor supermarktontwikkeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022, hebben Aldi Vastgoed B.V. en Hoogvliet Beheer B.V. (hierna: Aldi c.s.) een kort geding aangespannen tegen BPD Ontwikkeling B.V. (hierna: BPD) met als doel de voortzetting van onderhandelingen over de verwerving van een locatie voor de realisatie van twee supermarkten. Aldi c.s. hebben sinds 2017 geprobeerd een omgevingsvergunning te verkrijgen voor hun plannen, welke op 14 juli 2021 werd verleend. Ondanks hun inspanningen heeft BPD in september 2021 aangegeven de locatie niet aan Aldi c.s. te verkopen, maar woningen te willen realiseren.

Aldi c.s. vorderden primair dat BPD zou worden veroordeeld om de onderhandelingen voort te zetten en subsidiair om schadevergoeding te betalen voor gederfde winst en gemaakte onderhandelingskosten. BPD heeft verweer gevoerd en betwist dat er voldoende basis was voor de vorderingen van Aldi c.s. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat partijen daadwerkelijk hebben onderhandeld over de verkoop van de locatie. De contacten tussen Aldi c.s. en BPD waren niet gericht op het tot stand brengen van een overeenkomst, maar eerder op het verkrijgen van informatie voor de omgevingsvergunning.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk de vorderingen van Aldi c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 9.535,--, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke onderhandelingen en de noodzaak voor partijen om hun intenties helder te communiceren.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/622133 / KG ZA 21/1200
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 9 februari 2022
in de zaak van

1.Aldi Vastgoed B.V. te Culemborg,

2.
Hoogvliet Beheer B.V.te Rijnwoude,
eiseressen,
advocaat mr. S. Engels te Amsterdam,
tegen:
BPD Ontwikkeling B.V.te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.D. Minderhoud-Verkaik te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Aldi c.s.’ en ‘BPD’.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. H.A. van Dijk-Verheij, griffier.
Tevens zijn aanwezig de heer [A] namens eiseres sub 1 en de heer [B] namens eiseres sub 2, vergezeld van mr. Engels, en de heren [C] en [D] namens BPD, vergezeld van mr. Minderhoud-Verkaik.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
BPD is eigenaar van de locatie aan de [adres] (hierna: de locatie). Aldi c.s. hebben de wens op de locatie twee supermarkten te realiseren met bijbehorende parkeervoorzieningen.
1.2.
Aldi c.s. hebben zich sinds 2017 ingespannen om een omgevingsvergunning te verkrijgen voor hun ontwikkelingsplannen op de locatie. Op 14 juli 2021 is de omgevingsvergunning verleend.
1.3.
Op 8 oktober 2018 hebben Aldi c.s. een eerste bieding gedaan voor de aankoop van de locatie. Op 27 maart 2020 hebben Aldi c.s. deze bieding nogmaals aan BPD toegestuurd en gestand gedaan.
1.4.
In september 2021 heeft BPD aan Aldi c.s. bericht dat zij de locatie niet aan hen zal verkopen, maar daarop woningen gaat realiseren.
1.5.
Aldi c.s. vorderen in deze procedure, zakelijk weergegeven:
primair: BPD te veroordelen de onderhandelingen met Aldi c.s. voort te zetten en het ertoe te leiden dat de overeenkomst met betrekking tot de verwerving van de locatie tot stand komt, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair: BPD te veroordelen tot vergoeding van de gederfde winst van Aldi c.s. van ruim € 20.000.000,--;
meer subsidiair: BPD te veroordelen tot vergoeding van de door Aldi c.s. gemaakte onderhandelingskosten van € 326.188,88;
met veroordeling van BPD in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
1.6.
BPD voert verweer tegen het gevorderde.
1.7.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.8.
Aldi c.s. stellen dat BPD de onderhandelingen met hen heeft afgebroken en dat BPD het vertrouwen heeft gewekt dat een overeenkomst tot stand zou komen. Dit is de grondslag van alle vorderingen van Aldi c.s en die stelling overtuigt niet. Uit de overgelegde stukken volgt dat partijen elk bezig waren met hun eigen traject. BPD heeft met de gemeente Den Haag gesproken over haar plannen voor de realisering van woningbouw op de locatie en de voorwaarden daarvoor. Het traject van Aldi c.s. hield in dat zij zich hebben ingespannen een omgevingsvergunning te verkrijgen voor hun ontwikkelingsplannen met de locatie, kennelijk vanuit de gedachte dat als BPD de locatie aan hen zou verkopen, zij een vliegende start zouden kunnen maken met de ontwikkeling daarvan. BPD heeft Aldi c.s. ook gefaciliteerd in het aanvragen van de vergunning door middel van het verstrekken van informatie die benodigd was voor de aanvraag. Daarover is geregeld contact geweest tussen partijen, maar uit niets blijkt dat die contacten het doel hadden een overeenkomst tussen BPD en Aldi c.s tot stand te brengen. Vaststaat dat Aldi c.s. twee keer schriftelijk een bieding hebben uitgebracht op de locatie, maar niet kan worden geconcludeerd dat naar aanleiding van die biedingsbrieven gesprekken tussen partijen zijn gevoerd om tot een deal te komen, zodat uit het vervolg op de toezending van die brieven niet het vertrouwen op de totstandkoming van een koopovereenkomst kan zijn gebaseerd.
1.9.
Aldi c.s. hebben aangevoerd dat BPD op enig moment expliciet heeft aangegeven er niet uit te komen met de gemeente over woningbouw, zodat zij erop heeft vertrouwd dat BPD voornemens was de locatie aan haar te verkopen, maar dat betwist BPD en een dergelijke verklaring kan niet uit de stukken worden afgeleid. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat de plannen van BPD steeds waren gericht op realisering van woningbouw, ook toen haar gesprekken met de gemeente Den Haag moeizaam verliepen, en dat zij nimmer aan Aldi c.s. heeft bericht dat zij van haar plan van woningbouw af zag.
1.10.
De slotsom is dan ook dat, binnen de beperkte ruimte in dit kort geding, niet voldoende aannemelijk is geworden dat partijen hebben onderhandeld om tot overeenstemming te komen over verwerving van de locatie door Aldi c.s. De voorzieningenrechter kan evenmin uit de stukken afleiden dat de contacten die partijen hebben gehad het gerechtvaardigde vertrouwen bij Aldi c.s. hebben kunnen wekken dat er een overeenkomst tot stand zou komen.
1.11.
Aldi c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Hierbij zal het griffierecht worden begroot op het daadwerkelijk verschuldigde bedrag, corresponderend met de hoogte van de geldvorderingen, dat hoger is dan ter zitting abusievelijk werd aangenomen. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt Aldi c.s. om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan BPD te betalen, tot dusverre aan de zijde van BPD begroot op € 9.535,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 8.519,-- aan griffierecht;
2.3.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten is verschuldigd;
2.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. H.A. van Dijk-Verheij mr. H.J. Vetter