ECLI:NL:RBDHA:2022:13366
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vestiging van een voorkeursrecht door de gemeente Pijnacker-Nootdorp en de belangenafweging ten aanzien van eigendomsrechten
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van meerdere percelen in Pijnacker-Nootdorp, en de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De gemeente had op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) een voorkeursrecht gevestigd op de percelen van de eiser. Eiser was het niet eens met dit besluit en had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de gemeente, waarin het bezwaar van eiser ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 20 oktober 2022, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De gemeente werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de vestiging van een voorkeursrecht een discretionaire bevoegdheid van de gemeente betreft, die terughoudend door de rechter moet worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat de gemeente voldoende had gemotiveerd dat het algemeen belang om de regierol van de gemeente te waarborgen zwaarder weegt dan de belangen van de individuele grondeigenaren. Eiser voerde aan dat er geen nut of noodzaak was voor het voorkeursrecht tot 2050 en dat zijn eigendomsrechten ernstig werden ingeperkt. De rechtbank oordeelde echter dat de Wvg geen voorkeursrecht tot 2050 toestaat en dat de inbreuk op het eigendomsrecht van eiser relatief beperkt is.
De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging die door de gemeente was gemaakt, in overeenstemming was met de wet en dat er geen strijd was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.