ECLI:NL:RBDHA:2022:13338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
22_3509 22_3511 22_3514 en 22_3515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek tot beperkte kennisneming van stukken in belastingzaken met betrekking tot navorderingsaanslagen

In deze zaak heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2022 een beslissing genomen over een verzoek tot beperkte kennisneming van bepaalde stukken in het kader van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 tot en met 2015. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F.J. Alberti, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de inspecteur van de Belastingdienst zijn opgelegd. De inspecteur heeft stukken ingediend, waarvan delen zijn weggelakt, en heeft verzocht om beperkte kennisneming van deze stukken op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De geheimhoudingskamer heeft de verzoeken van de inspecteur beoordeeld en vastgesteld dat de privacy van bepaalde personen, zoals medewerkers van de Belastingdienst en een accountantskantoor, een gewichtige reden vormt voor beperkte kennisneming van de weggelakte passages. De geheimhoudingskamer heeft echter ook geoordeeld dat voor andere stukken, zoals een brief van 28 augustus 2017 van het accountantskantoor aan de Belastingdienst, geen gewichtige reden voor beperkte kennisneming aanwezig is.

De geheimhoudingskamer heeft het verzoek tot beperkte kennisneming voor een aantal stukken toegewezen, maar afgewezen voor de brief van 28 augustus 2017 en de daarbij gevoegde bijlagen. Eiser en verweerder zijn in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijk te reageren op deze beslissing. De uitspraak is openbaar gemaakt en is een belangrijke stap in de procedure rondom de navorderingsaanslagen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 22/3509, SGR 22/3511, SGR 22/3514 en SGR 22/3515
beslissing van de enkelvoudige kamer, hierna aangeduid als “geheimhoudingskamer” van 8 december 2022 in de zaken tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. F.J. Alberti)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Aan eiser zijn voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.
Op de bezwaren van eiser tegen de voornoemde aanslagen en beschikkingen is door verweerder uitspraak gedaan.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft stukken ingediend. In een aantal van deze stukken zijn delen weggelakt.
Met dagtekening 14 september 2022 heeft verweerder, onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in een gesloten envelop een ongeschoonde versie van de genoemde stukken aan de rechtbank toegezonden. Met dagtekening 20 september 2022 heeft verweerder toegelicht dat wordt verzocht om beperkte kennisneming van de weggelakte delen, dat wil zeggen dat uitsluitend de bestuursrechter kennis zal mogen nemen van deze ongeschoonde stukken (het 8:29-verzoek).
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat de dossiers in handen zijn gesteld van de geheimhoudingskamer van de rechtbank (de geheimhoudingskamer) om een beslissing te nemen op het 8:29-verzoek.
De geheimhoudingskamer heeft eiser in de gelegenheid gesteld om te reageren op het 8:29-verzoek. Op 5 oktober 2022 heeft de geheimhoudingskamer een reactie van eiser ontvangen.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van het verzoek van verweerder heeft als uitgangspunt te gelden dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb aan eiser en aan de rechter dienen te worden overgelegd. De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb, brengt echter niet automatisch mee dat die stukken (volledig) aan de andere partij ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of mede te delen dat uitsluitend de bestuursrechter kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming). Ingevolge artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb is beperkte kennisneming enkel toegestaan met toestemming van de andere partij.
2. Bij geheimhouding of beperkte kennisneming van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding of beperkte kennisneming aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding of beperkte kennisneming rechtvaardigen.
3. Het 8:29-verzoek ziet op de volgende stukken (waarbij tussen haakjes het door verweerder gehanteerde stuknummer is vermeld):
  • een brief van 8 december 2016 van [accountantskantoor] aan de Belastingdienst (stuk 1.1);
  • een brief van 23 mei 2017 van de Belastingdienst aan [accountantskantoor] (stuk 1.2);
  • een brief van 12 september 2017 van [accountantskantoor] aan de Belastingdienst (stuk 1.3);
  • het verslag van een gesprek op 12 oktober 2017 tussen [accountantskantoor] en de Belastingdienst (stuk 1.4);
  • e-mailcorrespondentie tussen de NOB, [accountantskantoor] en de Belastingdienst (stuk 1.5);
  • een tabel door verweerder aangeduid als “Getraceerde belastingplichtigen optieconstructie december 2017” (stuk 1.6).
4. De geheimhoudingskamer heeft kennisgenomen van de weggelakte passages. Deze stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van eiser bij kennisneming tegenover de redenen van verweerder om eiser geen kennis te laten nemen van die stukken.
5. Eiser stelt in zijn reactie op het 8:29-verzoek dat hij in zijn processuele positie wordt geschaad. Volgens hem vormen de stukken waar het 8:29-verzoek op ziet geen op de zaak betrekking hebbende stukken, maar kan hij dat, zonder enige naamsvermelding, niet aannemelijk maken. Eiser verzoekt de geheimhoudingskamer om het 8:29-verzoek om die reden af te wijzen.
6. De geheimhoudingskamer ziet in hetgeen door eiser is aangevoerd geen aanleiding om het 8:29-verzoek af te wijzen. De geheimhoudingskamer gaat ervan uit dat de stukken die door verweerder worden overgelegd op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. De beoordeling van de vraag of daarvan ook daadwerkelijk sprake is, is voorbehouden aan de rechter die de zaak inhoudelijk beoordeelt. Indien die rechter tot de conclusie komt dat de overgelegde stukken niet relevant kunnen zijn om tot een oordeel te komen en geen rol gespeeld kunnen hebben bij de besluitvorming door verweerder, zal hij ze niet meewegen in zijn oordeel.
Stukken 1.1, 1.2 en 1.3
7. De weggelakte stukken betreffen namen en contactgegevens van medewerkers van de Belastingdienst, [accountantskantoor] en een derde. Verweerder beroept zich op de privacy van deze personen. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is daarmee sprake van een gewichtige reden die beperkte kennisneming van de weggelakte passages rechtvaardigt. De geheimhoudingskamer acht de privacy van de genoemde personen van groter belang dan het belang dat eiser heeft bij kennisname van de betreffende informatie. Het 8:29-verzoek slaagt voor zover het betrekking heeft op de namen en contactgegevens in de stukken 1.1, 1.2 en 1.3.
8. Bij de versie van stuk 1.3 die aan de geheimhoudingskamer is voorgelegd, is als bijlage een brief van 28 augustus 2017 van [accountantskantoor] aan de Belastingdienst gevoegd. Voor deze brief en de daarbij gevoegde bijlagen verzoekt verweerder integraal om beperkte kennisneming. Verweerder beroept zich daarbij op de privacy van een derde. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen sprake van een gewichtige reden die beperkte kennisneming van de integrale tekst van de brief en bijlagen rechtvaardigt. Om de privacy van een derde te waarborgen kan verweerder een versie overleggen waarin namen, contactgegevens en andere tot personen te herleiden gegevens zijn weggelakt. Het 8:29-verzoek slaagt niet voor zover het betrekking heeft op de brief van 28 augustus 2017 en de daarbij gevoegde bijlagen.
Stuk 1.4
9. De weggelakte stukken betreffen namen en contactgegevens van medewerkers van de Belastingdienst, [accountantskantoor] en een derde. Verweerder beroept zich op de privacy van deze personen. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is daarmee sprake van een gewichtige reden die beperkte kennisneming van de weggelakte passages rechtvaardigt. De geheimhoudingskamer acht de privacy van de genoemde personen van groter belang dan het belang dat eiser heeft bij kennisname van de betreffende informatie.
10. Bij de versie van stuk 1.4 die aan de geheimhoudingskamer is voorgelegd, is een naschrift opgenomen. Dit naschrift betreft een interne nabespreking door werknemers van de Belastingdienst. Verweerder verzoekt integraal om beperkte kennisneming van het naschrift en beroept zich daarbij op het controle-strategische belang dat hij daarbij heeft. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is daarmee sprake van een gewichtige reden die beperkte kennisneming rechtvaardigt. De geheimhoudingskamer acht het belang dat verweerder heeft bij het vrijelijk kunnen bepalen van zijn procespositie groter dan het belang dat eiser heeft bij kennisname van het naschrift. Het 8:29-verzoek slaagt voor zover het betrekking heeft op stuk 1.4, inclusief het daarbij gevoegde naschrift.
Stuk 1.5
11. De weggelakte stukken betreffen namen en contactgegevens van medewerkers van de Belastingdienst, [accountantskantoor] en de NOB. Verweerder beroept zich op de privacy van deze personen. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is daarmee sprake van een gewichtige reden die beperkte kennisneming van de weggelakte passages rechtvaardigt. De geheimhoudingskamer acht de privacy van de genoemde personen van groter belang dan het belang dat eiser heeft bij kennisname van de betreffende informatie. Het 8:29-verzoek slaagt voor zover het betrekking heeft op stuk 1.5.
Stuk 1.6
12. De weggelakte stukken betreffen identificatienummers. Verweerder beroept zich op de privacy van de aan deze nummers gekoppelde personen. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is daarmee sprake van een gewichtige reden die beperkte kennisneming van de weggelakte passages rechtvaardigt. De geheimhoudingskamer acht de privacy van de genoemde personen van groter belang dan het belang dat eiser heeft bij kennisname van de betreffende informatie. Het 8:29-verzoek slaagt voor zover het betrekking heeft op stuk 1.6.
13. Gelet op het voorgaande wijst de geheimhoudingskamer het 8:29-verzoek af voor zover het ziet op de brief van 28 augustus 2017 van [accountantskantoor] aan de Belastingdienst en de daarbij gevoegde bijlagen. Verweerder wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk mede te delen of hij instemt met voeging van deze brief en bijlagen. Indien hij daarmee instemt verzoekt de geheimhoudingskamer verweerder om van deze stukken een versie te verstrekken die aan eiser mag worden verzonden. Indien verweerder niet instemt kan de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekking maken die hem geraden voorkomt. Voor het overige wijst de geheimhoudingskamer het 8:29-verzoek toe. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk mede te delen of hij toestemming verleent voor beperkte kennisneming.

Beslissing

De geheimhoudingskamer:
  • wijst het verzoek om beperkte kennisneming af voor zover het ziet op de brief van 28 augustus 2017 van [accountantskantoor] aan de Belastingdienst en de daarbij gevoegde bijlagen;
  • wijst het verzoek om beperkte kennisneming voor het overige toe;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 2 weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk mede te delen of hij instemt met voeging van de brief van
  • stelt eiser in de gelegenheid binnen 2 weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk mede te delen of hij toestemming verleent voor beperkte kennisneming van de overige weggelakte passages.
Deze beslissing is genomen door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze tussenbeslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld, dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.