In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, en haar minderjarige kind. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 januari 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Op 4 februari 2022 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring opgeheven, maar de rechtbank moest nog beoordelen of de bewaring onrechtmatig was en of eiseres recht had op schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd op basis van voldoende gronden, waaronder het risico van onttrekking aan het toezicht en de noodzaak van de maatregel in het licht van de belangen van het minderjarige kind. Eiseres had de gronden van de maatregel niet betwist en de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom een minder dwingende maatregel niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de bewaring niet onrechtmatig was geweest en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.