Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het besluit van 8 juli 2022, waarbij hij in vreemdelingenbewaring was gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de Staatssecretaris de gelegenheid te geven nadere informatie aan te leveren, waarna het onderzoek op 19 juli 2022 werd gesloten.
De vreemdeling stelde dat er geen rechtsgrond was voor zijn bewaring, omdat hij eerder al in bewaring was gesteld zonder dat dit tot een geslaagde overdracht naar Spanje had geleid. Hij verwees naar het arrest Amayry en betoogde dat hij niet opnieuw voor zes weken in bewaring kon worden gesteld voor dezelfde overdracht. De rechtbank oordeelde echter dat er geen algemene rechtsregel is die dit verbiedt en dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, gezien de concrete aanknopingspunten voor de overdracht aan Spanje.
Daarnaast betoogde de vreemdeling dat de overdrachtstermijn ten onrechte was verlengd tot achttien maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de Spaanse autoriteiten de claim voor overdracht hadden geaccepteerd en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld in het kader van de overdracht en dat de medische zorg in het detentiecentrum adequaat was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.