ECLI:NL:RBDHA:2022:13292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
NL22.20230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, mede namens haar minderjarige kind, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 7 oktober 2022, hield in dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling werd genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting op 18 november 2022, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank het beroep behandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen beletselen zijn om eiseres over te dragen aan Spanje, en dat de argumenten van eiseres over de opvangomstandigheden in Spanje niet voldoende waren om het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat Spanje gebonden is aan de Europese asielrichtlijnen en dat de Spaanse autoriteiten zich inspannen om de opvangcapaciteit te verbeteren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20230
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1],V-nummer: [nummer 1], eiseres mede namens haar minderjarige kind:
[naam 2], V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. N. Wouters), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.20231 en gelijktijdig met de
zaken NL22.20228 en NL22.20229, op 18 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen N.M. Faes-Matsko. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Spanje onder de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiseres.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat er geen beletselen zijn gebleken om eiseres over te dragen aan Spanje. Daarbij is verweerder ingegaan op de zienswijze van eiseres in het aan haar uitgebrachte voornemen.
3. Eiseres heeft in beroep herhaald dat in het geval van Spanje niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat uit de bij de zienswijze gevoegde informatie van 1 oktober 2022 van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) volgt dat de opvangomstandigheden in Spanje ondermaats zijn.
4. Verweerder heeft hiervan terecht opgemerkt dat Spanje ook gebonden is aan de Europese asielrichtlijnen en dat in het geval van Spanje tot op heden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt uitgegaan. Voor zover uit de in de brief van VWN blijkt van een algemeen tekort aan opvangplaatsen in Spanje, geldt dat de in de brief genoemde bronnen geen ander beeld schetsen dan al is betrokken in de rechtspraak. Verweerder wijst in dat verband in het verweerschrift terecht op uitspraken van de Afdeling1 van 8 juli 20212 en 12 mei 20223. Deze tekortkoming in het Spaanse asielsysteem is niet van zodanige aard en omvang dat daardoor artikel 4 van het Handvest wordt geschonden. Uit het door VWN genoemde AIDA rapport4 van 29 april 2022 blijkt dat de Spaanse overheid zich inspant om de opvangcapaciteit te vergroten en te verbeteren. Dat er desondanks tot op heden druk staat op de asielopvang in Spanje laat onverlet dat eiseres daar aanspraak maakt op opvang en dat zij kan klagen over een eventuele schending van haar rechten.
5. Daarbij geldt dat de Spaanse autoriteiten zijn geïnformeerd over de terugkeer van eiseres en haar echtgenoot en hun kind als gezin en dat het AIDA rapport vermeldt dat Spanje bij de opvang van asielzoekers de eenheid van het gezin respecteert5. Van bijzondere kwetsbaarheid en daarmee samenhangende specifieke opvangbehoeften van eiseres of haar gezinsleden is niet gebleken.
6. Voor wat betreft de omstandigheid dat eiseres in de buurt van haar zus en haar kind wilt verblijven, is uit de verklaringen van eiseres gebleken dat zij geen gezinslid van eiseres is en dat evenmin sprake is van afhankelijkheid in de zin van de Dublinverordening. De algemene voorkeur van eiseres om hier in de buurt van een familielid te zijn heeft verweerder niet hoeven aan te merken als een bijzondere individuele omstandigheid die ertoe zou moeten leiden dat de asielaanvraag van eiseres alsnog inhoudelijk moet worden beoordeeld. Dat geldt ook voor de banden die eiseres gedurende haar procedure in Nederland opbouwt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4 Asylum Information Database.
5 AIDA rapport, pagina 105.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR23465060

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.