ECLI:NL:RBDHA:2022:13290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
NL22.20228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Spanje. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. N. Wouters. De rechtbank heeft de zaak op 18 november 2022 behandeld, waarbij ook andere zaken gelijktijdig zijn behandeld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen beletselen zijn om eiser over te dragen aan Spanje. Eiser heeft aangevoerd dat de opvangomstandigheden in Spanje ondermaats zijn en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Spanje gebonden is aan de Europese asielrichtlijnen en dat er geen aanwijzingen zijn dat de opvangomstandigheden zodanig zijn dat de rechten van eiser geschonden worden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Spaanse autoriteiten op de hoogte zijn van de terugkeer van eiser en zijn gezin en dat er geen bijzondere kwetsbaarheid van eiser is aangetoond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20228
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Wouters), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.20229 en gelijktijdig met de
zaken NL22.20230 en NL22.20231, op 18 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N.M. Faes-Matsko. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Spanje onder de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat er geen beletselen zijn gebleken om eiser over te dragen aan Spanje. Daarbij is verweerder ingegaan op de zienswijze van eiser in het aan hem uitgebrachte voornemen.
3. Eiser heeft in beroep herhaald dat in het geval van Spanje niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat uit de bij de zienswijze gevoegde informatie van 1 oktober 2022 van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) volgt dat de opvangomstandigheden in Spanje ondermaats zijn.
4. Verweerder heeft hiervan terecht opgemerkt dat Spanje ook gebonden is aan de Europese asielrichtlijnen en dat in het geval van Spanje tot op heden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt uitgegaan. Voor zover uit de in de brief van VWN blijkt van een algemeen tekort aan opvangplaatsen in Spanje, geldt dat de in de brief genoemde bronnen geen ander beeld schetsen dan al is betrokken in de rechtspraak. Verweerder wijst in dat verband in het verweerschrift terecht op uitspraken van de Afdeling1 van 8 juli 20212 en 12 mei 20223. Deze tekortkoming in het Spaanse asielsysteem is niet van zodanige aard en omvang dat daardoor artikel 4 van het Handvest wordt geschonden. Uit het door VWN genoemde AIDA rapport4 van 29 april 2022 blijkt dat de Spaanse overheid zich inspant om de opvangcapaciteit te vergroten en te verbeteren. Dat er desondanks tot op heden druk staat op de asielopvang in Spanje laat onverlet dat eiser daar aanspraak maakt op opvang en dat zij kan klagen over een eventuele schending van zijn rechten.
5. Daarbij geldt dat de Spaanse autoriteiten zijn geïnformeerd over de terugkeer van eiser en zijn echtgenote en hun kind als gezin en dat het AIDA rapport vermeldt dat Spanje bij de opvang van asielzoekers de eenheid van het gezin respecteert5. Van bijzondere kwetsbaarheid en daarmee samenhangende specifieke opvangbehoeften van eiser of zijn gezinsleden is niet gebleken.
6. Voor wat betreft de omstandigheid dat eiser in de buurt van zijn schoonzus en haar kind wilt verblijven, is uit de verklaringen van eiser gebleken dat zij geen gezinslid van eiser is en dat evenmin sprake is van afhankelijkheid in de zin van de Dublinverordening. De algemene voorkeur van eiser om hier in de buurt van een familielid te zijn heeft verweerder niet hoeven aan te merken als een bijzondere individuele omstandigheid die ertoe zou moeten leiden dat de asielaanvraag van eiser alsnog inhoudelijk moet worden beoordeeld. Dat geldt ook voor de banden die eiser gedurende zijn procedure in Nederland opbouwt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4 Asylum Information Database.
5 AIDA rapport, pagina 105.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR23464845

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.