ECLI:NL:RBDHA:2022:13272
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod voor Marokkaanse eiser met medische problemen en huwelijk met Nederlandse partner
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die op 19 december 2021 zijn asielaanvraag indiende, heeft aangevoerd dat hij Marokko heeft verlaten vanwege onbetaalbare zorgkosten die voortvloeien uit medische problemen die hij heeft opgelopen tijdens zijn werk bij defensie. Daarnaast is hij op 24 oktober 2022 getrouwd met een Turks-Nederlandse vrouw. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Marokko als veilig land kan worden beschouwd en dat de medische problemen van eiser niet onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM vallen.
De rechtbank heeft de zaak op 3 november 2022 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en echtgenote. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is, omdat eiser niet heeft aangetoond dat Marokko voor hem niet veilig is. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat hij hulp heeft gezocht in Marokko en dat zijn medische problemen niet onder de relevante verdragsbepalingen vallen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris geen ambtshalve verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM aan eiser hoeft te verlenen, aangezien hij tijdens de asielprocedure is getrouwd en niet kan vooruitlopen op de uitkomst van zijn asielaanvraag.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.