Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser1] B.V. te [plaats 1] ,
1.De procedure
2.De feiten
‘Substance introduction method for plant and plant obtained therewith’, waarop [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’) en [eiser3] als uitvinders zijn vermeld (hierna afzonderlijk: ‘NL 904’), en 2) het op 22 februari 2017 gepubliceerde Europees octrooi EP 2882278 voor een
Substance introduction method for plants’(hierna afzonderlijk: ‘EP 278’) (hierna ook gezamenlijk: ‘ de Octrooien ’). De heer [naam 2] , een schoonzoon van [eiser3] , is octrooigemachtigde van [bedrijf] .
[eiser1] zal, binnen 14 dagen na het beschikbaar komen van het nietigheidsadvies in de thans lopende bodemprocedure tegen [naam 3] een provisionele voorziening in de vorm van een verbod voor de duur van het geding vorderen ex artikel 223 Rv.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
uitsluitendeen verbod opgelegd om de Octrooien buiten rechte te handhaven tegenover afnemers van Orchid Gardens c.s. met betrekking tot gekleurde orchideeën van Orchid Gardens c.s. Het is [eiser1] dus niet in bredere zin verboden om de Octrooirechten te exploiteren en handhaven op te treden. Het gaat hierbij – anders dan Jovaplant stelt – om een voorlopig oordeel dat is gegeven voor de duur van de bodemprocedure. Dit volgt niet alleen rechtstreeks uit artikel 223 Rv maar is ook expliciet door de rechtbank in het vonnis van 27 juli 2022 overwogen en beslist. De rechtbank heeft immers in dit vonnis expliciet overwogen dat het hier gaat om een voorlopig oordeel, waarbij is vermeld dat nog geen bewijs door middel van getuigenverhoren is bijgebracht. Gelet op het voorlopig karakter en de beperkte strekking van dit voorlopig oordeel van de rechtbank, dient in afwachting van de uitkomsten van de bodemprocedure tussen Orchid Gardens c.s. en [eiser1] in de rechtsverhouding tussen [eiser1] en Jovaplant vooralsnog te worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de Octrooien en de hoedanigheid van [eiser1] als rechtmatig exclusief sub-licentienemer van deze Octrooien.