ECLI:NL:RBDHA:2022:13258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/09/636355 KG ZA 22-903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen in kort geding tussen octrooihouders en kwekerij

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit drie B.V.'s en een natuurlijke persoon, de opheffing van conservatoire beslagen die door gedaagde, Jovaplant Honselersdijk B.V., waren gelegd. De eisers zijn betrokken bij de exploitatie van octrooirechten in de sierplantenindustrie en hebben een licentieovereenkomst met Jovaplant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van Jovaplant, die gebaseerd zijn op de nietigheid van de licentieovereenkomst, summierlijk ondeugdelijk zijn. De rechtbank oordeelde dat het bestaan van de vorderingen van Jovaplant zo onzeker is dat de conservatoire maatregelen te voorbarig zijn. De rechtbank heeft de beslagen opgeheven en Jovaplant verboden om nieuwe beslagen te leggen. De kosten van het geding zijn voor Jovaplant, die in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is gewezen op 31 oktober 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/636355 / KG ZA 22-903
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiser1] B.V. te [plaats 1] ,

2. [eiser2] B.V.te [plaats 1] ,
3. [eiser3]te [plaats 2],
eisers,
advocaat mr. M.G. van de Langemheen te Amsterdam,
tegen:
JOVAPLANT HONSELERSDIJK B.V.te Honselersdijk , gemeente Westland,
gedaagde,
advocaten mr. M. Goorts en N. Willemsen te Eindhoven .
Eisers worden hierna afzonderlijk respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser1] ’, ‘ de Holding ’, ‘ [eiser3] ’ en gezamenlijk als ‘eisers’. Gedaagde wordt hierna ‘ Jovaplant ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 oktober 2022, met producties 1 tot en met 18;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 14;
- de akte van eisers houdende overlegging productie 19;
- de akte van eisers houdende overlegging productie 20;
- de brief van mr. Willemsen van 18 oktober 2022, met productie 15;
- de op 19 oktober 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de advocaten pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op 11 november 2022 of zoveel eerder als mogelijk; vandaag kon bij vervroeging vonnis worden gewezen.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser1] houdt zich bezig met het beheren van octrooirechten in de sierplantenindustrie. Enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser1] is de Holding .
2.2.
Zij beheert octrooirechten van [bedrijf] Uitgevers B.V. (hierna: ‘[bedrijf]’ ). Bestuurder van [bedrijf] is de Holding . [eiser3] is bestuurder van de Holding .
2.3.
[bedrijf] is houdster van 1) het op 30 maart 2015 verleende Nederlandse octrooi NL 1040904 voor een
‘Substance introduction method for plant and plant obtained therewith’, waarop [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’) en [eiser3] als uitvinders zijn vermeld (hierna afzonderlijk: ‘NL 904’), en 2) het op 22 februari 2017 gepubliceerde Europees octrooi EP 2882278 voor een
Substance introduction method for plants’(hierna afzonderlijk: ‘EP 278’) (hierna ook gezamenlijk: ‘ de Octrooien ’). De heer [naam 2] , een schoonzoon van [eiser3] , is octrooigemachtigde van [bedrijf] .
2.4.
[bedrijf] heeft in augustus/september 2013 een samenwerkingsovereenkomst met het Sloveense bedrijf Ocean Orchids gesloten, waarin zij samenwerkten bij onderzoek naar en productie van gekleurde orchideeën. [naam 1] is bij Ocean Orchids werkzaam als production manager.
2.5.
[eiser1] is een zustermaatschappij van [bedrijf] . [eiser1] heeft een exclusieve licentie voor de exploitatie van de Octrooien en beschikt daarnaast over een procesvolmacht om in Europa op eigen naam maar ten behoeve van [bedrijf] in rechte op te treden tegen inbreuken op de Octrooien .
2.6.
Jovaplant houdt zich bezig met het kweken en verven van planten, meer in het bijzonder Phalaenopsis orchideeën. Tussen Jovaplant en [eiser1] heeft discussie bestaan over de vraag of Jovaplant met door haar op de markt gebrachte Phalaenopsis orchideeën inbreuk maakt op de productconclusies van de Octrooien . Ter voorkoming van een juridische procedure hebben [eiser1] en Jovaplant op 22 januari 2021 een vaststellings- en licentieovereenkomst gesloten (hierna: ‘de licentieovereenkomst’), op grond waarvan [eiser1] aan Jovaplant een semi-exclusieve, niet overdraagbare licentie op de Octrooien heeft verstrekt. [eiser1] heeft dergelijke licenties eveneens verstrekt aan onder meer V.G. Colours B.V. (hierna: ‘ VG Colours ’). In de licentieovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 4 Intellectuele Eigendomsrechten en Handhaving
4.1
[bedrijf] Uitgeverij B.V. is de rechtmatige eigenaar van de Octrooien . Deze Overeenkomst dient uitdrukkelijk niet tot overdracht van de Octrooien aan Jovaplant .
(…)
4.7
Jovaplant is op de hoogte van de handhavingsacties zoals deze zijn ingezet door [eiser1] jegens [naam 3] c.s. Deze bestaan uit een bodemprocedure en (op initiatief van [naam 3] een nietigheidsadvies procedure. Partijen komen overeen dat de handhavingsacties richting [naam 3] (nog) verder zullen worden versterkt doordat:
a.
[eiser1] zal, binnen 14 dagen na het beschikbaar komen van het nietigheidsadvies in de thans lopende bodemprocedure tegen [naam 3] een provisionele voorziening in de vorm van een verbod voor de duur van het geding vorderen ex artikel 223 Rv.
(…)
4.8
Partijen zullen elkaars rechten van intellectuele eigendom met betrekking tot het kleuren van Phalaenopsis orchideeën respecteren en zullen in geen geval de geldigheid van elkaars rechten van intellectuele eigendom met betrekking tot het kleuren van Phalaenopsis orchideeën publiekelijk in twijfel trekken of juridisch aanvechten (waaronder maar niet beperkt tot het starten van een nietigheidsprocedure) of hiertoe direct dan wel indirect medewerking verlenen.
(…)
Artikel 6 Garanties
6.1
[eiser1] garandeert dat zij rechtmatig exclusief sub-licentienemer is van de Octrooien voor het Territoir, inclusief het recht tot het verlenen van sub-licenties en inclusief een volmacht om de Octrooien in rechte te handhaven met het recht om een sub-volmacht daartoe te verstrekken aan Jovaplant , en dat de octrooien vrij zijn van beslagen, pandrechten en andere zekerheidsrechten.
Artikel 7 Duur en beëindiging
7.1
Deze Overeenkomst treedt in werking vanaf de Ingangsdatum tot 1 januari 2022 en kan tegen het einde van deze periode door iedere Partij schriftelijk per aangetekend schrijven worden opgezegd met een opzegtermijn van 3 maanden.
(…)
7.3
Onverminderd hetgeen bepaald in lid 1 van dit artikel, vervalt de Overeenkomst van rechtswegeper directwanneer alle productconclusies van de Octrooien onherroepelijk vervallen dan wel door een rechterlijke uitspraak met kracht van gewijsde nietig zijn verklaard.”
2.7.
Tussen [eiser1] en Jovaplants is tevens een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
2.8.
De in artikel 4.7 van de licentieovereenkomst bedoelde bodemprocedure betreft de bij dagvaarding van 15 juni 2020 door [eiser1] ingestelde procedure tegen [naam 3] , h.o.d.n. Orchid Gardens , Orchid Gardens Productions B.V., Orchid Gardens B.V. en Orchid Gardens Staff B.V. (hierna gezamenlijk: ‘ Orchid Gardens c.s.’). Deze bodemprocedure is bij deze rechtbank bekend onder zaak- en rolnummer C/09/594589 / HA ZA 20-578.
2.8.1.
In die bodemprocedure vordert [eiser1] in conventie – kort gezegd – een verklaring voor recht dat Orchid Garden c.s. inbreuk hebben gemaakt op de Octrooien en een verbod om inbreuk op de Octrooien te maken. [eiser1] legt hieraan ten grondslag dat Orchid Gardens c.s. inbreuk maakt op de Octrooien door zonder toestemming orchideeën te kleuren met toepassing van de geoctrooieerde werkwijze en de onder de Octrooien beschermde orchideeën vervolgens te verkopen en te leveren.
2.8.2.
In reconventie vordert Orchid Gardens c.s. in de bodemprocedure – kort gezegd – 1) een verklaring voor recht dat [eiser1] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de Octrooien in en buiten rechte jegens haar te handhaven en op basis daarvan beslag te leggen, 2) een veroordeling van [eiser1] tot vergoeding van de als gevolg van dit onrechtmatig handelen en de gelegde beslagen geleden schade, 3) opheffing van de door [eiser1] gelegde beslagen, 4) een verbod voor [eiser1] om de Octrooien in en buiten rechte jegens Orchid Gardens c.s. en haar afnemers te handhaven en 5) een gebod om tot rectificatie over te gaan. Orchid Gardens c.s. legt aan haar vordering – kort gezegd – ten grondslag dat ten aanzien van een aantal werkwijze-conclusies van de Octrooien sprake is van een gebrek aan nieuwheid of inventiviteit. Voor zover de Octrooien geldig zijn, is er volgens Orchid Gardens c.s. geen sprake van inbreuk. Tevens stelt Orchid Gardens c.s. dat [eiser1] zich jegens haar schuldig maakt aan onrechtmatige octrooihandhaving en onrechtmatige beslaglegging.
2.8.3.
[eiser1] heeft in de bodemprocedure in een incident op de voet van artikel 223 Rv gevorderd Orchid Gardens c.s. met onmiddellijke ingang voor de duur van de bodemprocedure te verbieden inbreuk te maken op de Octrooien (incident I). Orchid Gardens c.s. heeft – kort gezegd – in een incident op de voet van 223 Rv voor de duur van de bodemprocedure gevorderd 1) de door [eiser1] ten laste van haar gelegde conservatoire beslagen op te heffen, 2) [eiser1] te verbieden om de Octrooien nader buiten rechte te handhaven tegenover afnemers van Orchid Gardens c.s. met betrekking tot gekleurde orchideeën van Orchid Gardens c.s. en 3) [eiser1] gebieden een rectificatie te sturen aan alle bedrijven en personen aan wie zij een sommatie heeft verstuurd met de strekking dat Orchid Gardens c.s. inbreuk maakt op de Octrooien .
2.8.4.
Bij rolbeslissing van 4 augustus 2021 heeft de rechtbank beslist dat incident I gelijktijdig met de hoofdzaak zal worden behandeld. Bij vonnis in incident van 27 juli 2022 heeft de rechtbank (in het dictum staat vermeld ‘de voorzieningenrechter’) iedere verdere beslissing in incident I aangehouden. In incident II heeft de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad 1) de door [eiser1] ten laste van Orchid Gardens c.s. gelegde conservatoire verhaalsbeslagen (onder derden) opgeheven en 2) [eiser1] met onmiddellijke ingang op straffe van verbeurte van een dwangsom verboden de Octrooien buiten rechte te handhaven tegenover afnemers van Orchid Gardens c.s. met betrekking tot gekleurde orchideeën van Orchid Gardens c.s. (wapperverbod), tot dat in de hoofdzaak een uitspraak zal zijn gedaan. De rechtbank heeft in incident II mede op basis van verklaringen van [naam 1] en de reactie daarop van [eiser1] voorlopig geoordeeld dat Orchid Gardens c.s. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar werkwijze geen inbreuk maakt op de werkwijze-conclusies van de Octrooien . Daarnaast heeft de rechtbank op basis van die verklaringen geoordeeld dat Orchid Gardens voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [bedrijf] in juli 2013 al bekend was met het feit dat VG Colours Phalaenopsis verhandelde met – kort gezegd – een holte in de steel, zodat sprake was van openbaar voorgebruik door VG Colours van voortbrengselconclusies 11 tot en met 15 van NL 904, waardoor deze conclusies niet nieuw zijn en er een aanzienlijke kans bestaat dat deze nietig zijn. Hierdoor is volgens de rechtbank het handhaven daarvan onrechtmatig. Voorts is de rechtbank tot het voorlopig oordeel gekomen dat [eiser1] sinds 12 mei 2022 dient te beseffen dat er een serieuze kans is dat de hiervoor genoemde voortbrengselconclusies of niet inventief zijn ten opzichte van de Nederlandse octrooien NL 2006581 en 2008491, die op de prioriteitsdatum van de Octrooien tot de stand van de techniek behoorden, of dat Orchid Gardens c.s. daarop geen inbreuk maakt omdat zij bij toepassing van de stand van de techniek tot het voortbrengsel komt. De rechtbank heeft de gevorderde rectificatie afgewezen. Gelet op het voorlopige karakter van de beoordeling in dit incident, met name omdat er nog geen bewijs door middel van getuigenverhoren was bijgebracht, achtte de rechtbank dit in dit stadium niet proportioneel.
2.9.
[eiser1] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in incident van 27 juli 2022. Hierop is nog niet beslist.
2.10.
Bij brief aan [eiser3] van 9 augustus 2022 heeft de advocaat van Jovaplant primair de nietigheid van de licentieovereenkomst ingeroepen. Subsidiair heeft de advocaat van Jovaplant de licentieovereenkomst vernietigd wegens bedrog dan wel dwaling. Daarbij heeft de advocaat van Jovaplant aanspraak gemaakt op terugbetaling van de onverschuldigd betaalde licentievergoedingen ad € 403.437,--. Tevens maakt Jovaplant aanspraak op vergoeding van schade uit hoofde van onrechtmatige daad, bestaande uit de verrichte betalingen en gedane investeringen. Voorts heeft Jovaplant [eiser3] in zijn hoedanigheid van enig (indirect) bestuurder van zowel [eiser1] als Holding persoonlijk aansprakelijk gesteld voor terugbetaling van het bedrag van € 403.437,--. [eiser3] is gesommeerd voormeld bedrag uiterlijk 16 augustus 2022 te voldoen.
2.10.1.
Ter onderbouwing van een en ander heeft de advocaat van Jovaplant in deze brief gesteld dat uit het vonnis in incident van 27 juli 2022 blijkt dat de Octrooien onrechtmatig door [bedrijf] zijn aangevraagd en gehandhaafd en dat het hier gaat om een ‘bindende eindbeslissing’. Daarbij heeft de advocaat van Jovaplant erop gewezen dat de rechtbank heeft overwogen dat [bedrijf] de Octrooien heeft aangevraagd terwijl zij wist dat er een openbaar voorgebruik was. Uit het vonnis blijkt dat er nadrukkelijk gebruik is gemaakt van ‘reverse engineering’ op planten van VG Colours en er dus welbewust octrooien zijn aangevraagd op een technische vinding die de planten van VG Colours zou dekken. De voortbrengselconclusies 11 tot en met 15 van NL 904, waarvan (onder meer) [eiser1] volgens de rechtbank bij het aanvragen van NL904 al had moeten beseffen dat er een aanzienlijke kans bestaat dat deze nietig zijn, waren volgens de advocaat voor Jovaplant doorslaggevend voor het aangaan van de licentieovereenkomst met [eiser1] . Van nietigheid van de licentieovereenkomst is volgens de advocaat sprake, omdat deze onrechtmatig aangevraagde octrooien betreffen. De licentieovereenkomst is zowel qua strekking als inhoud in strijd met de openbare orde en goede zeden ex artikel 3:40, lid 1, BW. De licentieovereenkomst is vernietigbaar wegens bedrog dan wel dwaling omdat [eiser1] ten tijde van het sluiten hiervan wist of behoorde te weten van de nietigheid dan wel de onrechtmatigheid van de voortbrengselconclusies van de Octrooien en dat het handhaven daarvan onrechtmatig was. [eiser1] heeft echter actief een andere werkelijkheid voorgespiegeld. Jovaplant stelt dat zij de licentieovereenkomst nooit zou zijn aangegaan als zij met een en ander wel bekend zou zijn geweest. Van bestuurdersaansprakelijkheid van [eiser3] is volgens de advocaat sprake omdat [eiser3] als enig bestuurder van [eiser1] en [bedrijf] wist van het onrechtmatige karakter van de octrooiaanvragen en de onrechtmatige handhaving van de Octrooien . [eiser3] wist volgens de advocaat dat de met Jovaplant gesloten licentieovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar was. Dit alles kwalificeert als een ernstig persoonlijk verwijt dat [eiser3] ex artikel 2:9 jo 6:162 en 2:11 BW kan worden toegerekend.
2.11.
De advocaat van eisers heeft bij e-mail van 19 augustus 2022 aan de advocaat van Jovaplant bericht dat niet aan de sommatie van 9 augustus 2022 zal worden voldaan. Daarbij is namens eisers weersproken dat de licentieovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar is en is erop gewezen dat de verklaringen van [naam 1] , waarop de rechtbank het oordeel in incident met name heeft gebaseerd, hoogst onbetrouwbaar zijn. Tevens is Jovaplant er daarbij op gewezen dat zij afstand heeft gedaan van het recht op vernietiging en uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij de licentieovereenkomst niet op grond van wilsgebreken zal trachten aan te tasten.
2.12.
Krachtens een daartoe door de voorzieningenrechter op 5 september 2022 verleend en bij herstelbeschikking van diezelfde dag gewijzigd verlof, heeft Jovaplant voor een bedrag van € 514.134,39 conservatoire verhaalsbeslagen doen leggen onder eisers. Daarbij gaat het om bankbeslagen ten laste van alle eisers, beslag op onroerend goed ten laste van de Holding en beslag op certificaten van aandelen op naam ten laste van [eiser3] . In haar beslagrekest heeft Jovaplant haar vordering primair gebaseerd op een tekortkoming van [eiser1] in de nakoming van artikel 6 van de licentieovereenkomst. Subsidiair baseert Jovaplant haar vordering op onverschuldigde betaling omdat volgens haar de licentieovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar is. Meer subsidiair stelt Jovaplant dat [eiser1] , Holding en [eiser3] uit hoofde van onrechtmatige daad jegens haar aansprakelijk zijn. In verband stelt Jovaplant tevens dat de Holding en [eiser3] aansprakelijk zijn in hun hoedanigheid van bestuurder van [eiser1] ( de Holding ) en het gehele concern ( [eiser3] ).
2.13.
Bij dagvaarding van 19 september 2022 heeft Jovaplant eisers gedagvaard in een bodemprocedure bij deze rechtbank. In die procedure vordert Jovaplant een verklaring voor recht dat de licentieovereenkomst nietig is althans buitengerechtelijk vernietigd is en een al dan niet hoofdelijke veroordeling van eisers tot betaling van een bedrag van € 403.436,99.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – zakelijk weergegeven – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. alle door Jovaplant uit hoofde van het beslagverlof van 5 september 2022 ten laste van eisers gelegde beslagen op te heffen dan wel Jovaplant daartoe te veroordelen;
II. Jovaplant te verbieden op basis van het beslagverlof van 5 september 2022 nieuwe/nadere repeterende beslagen ten laste van eisers te leggen;
III. Jovaplant te veroordelen tot het doen van mededeling van de opheffing van de beslagen;
IV. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair:
I. alle door Jovaplant ten laste van [eiser1] en [eiser3] gelegde beslagen op te heffen dan wel Jovaplant daartoe te veroordelen;
II. de ten laste van de Holding gelegde beslagen gedeeltelijk op te heffen, in die zin dat beslag op het onroerend goed in stand blijft onder de voorwaarde dat Jovaplant de veroordeling onder III nakomt, dan wel Jovaplant daartoe te veroordelen;
III. Jovaplant te veroordelen toestemming te verlenen voor de beoogde transactie van het onroerend goed van de Holding ;
IV. Jovaplant te veroordelen tot het doen van mededeling van de opheffing van de beslagen;
V. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
zowel primair als subsidiair:
VI. Jovaplant te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voeren eisers – samengevat – aan dat de door Jovaplant gepretendeerde vorderingen summierlijk ondeugdelijk zijn.
3.2.1.
Dit volgt volgens eisers voor wat betreft de vorderingen jegens [eiser1] in de eerste plaats uit de licentieovereenkomst. Jovaplant handelt volgens hen in strijd met het bepaalde in artikel 4.8 van de licentieovereenkomst, omdat zij met het leggen van beslag en de inmiddels gestarte bodemprocedure de rechtmatigheid van de Octrooirechten in twijfel trekt. Het inroepen van het einde van de licentieovereenkomst (op welke grond dan ook) is volgens eisers onlosmakelijk verbonden met de rechtsgeldigheid van de Octrooien van [bedrijf] en de exclusieve licentie van [eiser1] daarop. In de tweede plaats volgt dit volgens eisers uit artikel 75, lid 6 sub b, van de Rijksoctrooiwet 1995 ( ROW ), waarin is bepaald dat de terugwerkende kracht van een rechterlijke vernietiging van een octrooi geen invloed heeft op een voor de vernietiging gesloten overeenkomst, voor zover deze voor de vernietiging is uitgevoerd. Slechts uit billijkheidsoverwegingen kan terugbetaling worden geëist van op grond van deze overeenkomst betaalde bedragen in de mate als door de omstandigheden gerechtvaardigd is. Bedoeld artikel is volgens eisers van toepassing omdat de vorderingen van Jovaplant alle zijn ingegeven vanuit de gedachte dat [eiser1] niet rechtmatig exclusief licentienemer is van de Octrooien , omdat de Octrooien mogelijk nietig zouden zijn en de handhaving daarvan ook. Het hele betoog van Jovaplant valt of staat met de uitkomst van de nietigheidsprocedure van artikel 75 ROW . Jovaplant kan slechts een vordering jegens [eiser1] instellen als de octrooien nietig worden verklaard, hetgeen nog niet het geval is nu er op dit punt geen sprake is van een bindende eindbeslissing, en haar een beroep toekomt op artikel 75, lid 6 sub b, ROW . Omtrent dit laatste heeft Jovaplant echter niets gesteld. Indien Jovaplant in haar vordering jegens [eiser1] niet-ontvankelijk is, kan zij niet alsnog de bestuurders van [eiser1] aansprakelijk stellen.
3.2.2.
Voor zover Jovaplant in haar primair op een schending van artikel 6.1 van de licentieovereenkomst gegronde vorderingen jegens [eiser1] kan worden ontvangen, stellen eiser het volgende. De rechtbank heeft in vonnis in incident een voorlopig oordeel gegeven over mogelijke kennis van [bedrijf] en jaar octrooigemachtigde [naam 2] . In het vonnis in het incident is niet gemotiveerd waarom die kennis [eiser1] en/of [eiser3] kan worden toegerekend. Bovendien wordt de garantie op dit moment niet geschonden, nu de Octrooien van [bedrijf] nog geldig zijn en [eiser1] op dit moment rechtsgeldig exclusief sub-licentienemer is. Ook als de Octrooien nietig worden verklaard, is het volgens eisers vanwege het bepaalde in artikel 75, lid 6 sub b, ROW nog maar zeer de vraag of Jovaplant een beroep op de garantiebepaling toekomt. Van een tekortkoming in de nakoming van de licentieovereenkomst is volgens eisers op dit moment dan ook geen sprake.
3.2.3.
Nu op dit moment in het geheel niet vaststaat dat de Octrooien onrechtmatig zijn aangevraagd, kan volgens eisers van dwaling en bedrog ten aanzien van die onrechtmatigheid geen sprake zijn. Jovaplant was bovendien ten tijde van het aangaan van de licentieovereenkomst al bekend met de door Orchid Garden c.s. tegen [eiser1] ingestelde nietigheidsprocedure. Zij heeft daarmee het risico aanvaard dat de Octrooien mogelijk nietig zouden worden verklaard. Ook in dit verband geldt dat enig onrechtmatig handelen van [bedrijf] niet zomaar aan [eiser1] kan worden toegerekend. Op dit moment is er volgens eisers dan ook geen grond voor nietigheid of vernietigbaarheid van de licentieovereenkomst en zijn de licentievergoedingen niet onverschuldigd betaald. Ook in dit verband wijzen eisers op artikel 75, lid 6 sub b, ROW . De subsidiaire vordering is daarmee eveneens summierlijk ondeugdelijk.
3.2.4.
Ten aanzien van de stelling van Jovaplant dat [eiser1] in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm handelt, stellen eisers dat het vermeende aanvragen van octrooien op vindingen van een ander waarvan openbaar voorgebruik bekend is, handelingen van [bedrijf] betreffen. Het actief handhaven en exploiteren van de Octrooien is volgens eisers op dit moment niet onrechtmatig en zal dit hangende de octrooiprocedure ook niet worden.
3.2.5.
Ten aanzien van de gestelde bestuurdersaansprakelijkheid van de Holding wijzen eisers erop dat hiervoor eerst moet komen vast te staan dat [bedrijf] aansprakelijk is, Jovaplant een schadevordering toekomt op grond van artikel 75, lid 6 sub b, ROW , die schade moet worden vastgesteld en vast moet komen te staan dat [eiser1] geen verhaal biedt. Pas daarna kan Jovaplant zich tot de bestuurders, waaronder de Holding wenden. Daarbij geldt volgens eisers dat de Holding bij het aangaan van de licentieovereenkomst rechtmatig heeft gehandeld. Jovaplant onderbouwt niet welke verplichting door de Holding wordt geschonden. Voor zover Jovaplant doelt op de garantiebepaling in de licentieovereenkomst, onderbouwt Jovaplant volgens eisers niet dat de Holding wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat [eiser1] die bepaling niet zou nakomen en geen verhaal zal bieden voor als gevolg daarvan optredende schade. Bovendien worden de Octrooien niet door de Holding maar door [eiser1] en [bedrijf] gehandhaafd en deze handhaving is volgens eisers op dit moment niet onrechtmatig. De Holding heeft volgens eisers dan ook niets voor Jovaplant verzwegen en daarmee is niet voldaan aan de Beklamel-norm, zodat de vordering jegens de Holding eveneens summierlijk ondeugdelijk is.
3.2.6.
Dit geldt volgens eisers eveneens voor wat betreft de gestelde bestuurdersaansprakelijkheid van [eiser3] . Ook deze bestuurdersaansprakelijkheid staat volgens hen nog lang niet vast, terwijl de gelegde beslagen [eiser3] wel ernstig beperken. De gestelde persoonlijke aansprakelijkheid van [eiser3] ex artikel 6:162 BW wordt volgens eisers door Jovaplant volstrekt onvoldoende onderbouwd. Onduidelijk is welke zorgvuldigheidsnorm [eiser3] heeft geschonden. Het feit dat hij als mede-uitvinder op de Octrooien wordt genoemd levert geen schending op, aangezien de Octrooien thans geldig zijn en [eiser3] in het vonnis van 27 juli 2022 geen enkele persoonlijk verwijt wordt gemaakt.
3.2.7.
Een belangenafweging dient naar de mening van eisers in hun voordeel uit te vallen. Daarbij wijzen eisers erop dat de octrooiprocedure vermoedelijk nog jaren zal duren. Pas wanneer in die procedure enig onrechtmatig handelen van [eiser1] wordt aangenomen en bij executie blijkt dat bij haar niks te halen valt, kan Jovaplant zich mogelijk tot de bestuurders wenden. Het is volgens eisers zeer onwenselijk dat gedurende die periode de gelegde beslagen en vooral die ten laste van de bestuurders blijven liggen. De Holding en [eiser3] lijden als gevolg van de beslagen schade. Een voorgenomen transactie van het beslagen onroerend goed van de Holding zal waarschijnlijk bij gebreke van medewerking van Jovaplant geen doorgang kunnen vinden. Hierdoor dreigt een schade van € 239.800,--.
Tevens is in dit verband volgens eisers van belang dat zij vanwege de penibele financiële situatie haar eventuele schade uit hoofde van onrechtmatige beslaglegging niet op Jovaplant zal kunnen verhalen.
3.3.
Jovaplant voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Beoordeeld moet worden of aanleiding bestaat tot opheffing van de door Jovaplant ten laste van eisers gelegde conservatoire beslagen. Ingevolge artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een gelegd conservatoir beslag onder meer opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert om, met inachtneming van de beperkingen van een kort geding, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd.
4.2.
Jovaplant heeft de conservatoire beslagen gelegd tot verhaal van haar vordering op eisers tot terugbetaling van de betaalde licentievergoedingen uit hoofde van onverschuldigde betaling dan wel ten titel van schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatig handelen. Die vordering vindt volgens Jovaplant haar grondslag in de door haar ingeroepen nietigheid dan wel de buitengerechtelijke vernietiging op grond van bedrog dan wel dwaling van de tussen haar en [eiser1] gesloten licentieovereenkomst. Van nietigheid dan wel een grond voor buitengerechtelijke vernietiging is volgens Jovaplant sprake nu de rechtbank bij bindende eindbeslissing heeft geoordeeld dat het aanvragen en handhaven van de Octrooien onrechtmatig is. Uit het vonnis van 27 juli 2022 blijkt volgens Jovaplant immers dat [bedrijf] met gebruik van ‘reverse engineering’ op planten van VG Colours bewust octrooien heeft aangevraagd op een technische vinding die niet de hare is en waarvan zij bovendien al in juli 2013 bekend was met openbaar voorgebruik. De rechtbank heeft overwogen dat [bedrijf] bij het aanvragen van de Octrooien had moeten beseffen dat er een serieuze kans bestond dat de voortbrengselconclusies 11 tot en met 15 van NL 904 nietig waren. Tevens wijst Jovaplant erop dat de rechtbank heeft geoordeeld dat het handhaven van de Octrooien door [eiser1] onrechtmatig is. [eiser1] is volgens Jovaplant de licentieovereenkomst met haar aangegaan terwijl zij wist dat er een serieuze kans bestond dat de desbetreffende voortbrengselconclusies nietig waren, hetgeen volgens Jovaplant eveneens onrechtmatig is en/of een toerekenbare tekortkoming oplevert. Jovaplant stelt dat zij de licentieovereenkomst niet zou zijn aangegaan indien zij op de hoogte was geweest van de onrechtmatige octrooiaanvragen van [bedrijf] en het feit dat [eiser1] de Octrooien onrechtmatig jegens haar heeft gehandhaafd.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat de vordering waarvoor Jovaplant beslag heeft gelegd en die zij inmiddels in een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt, pas toewijsbaar is als in rechte is komen vast te staan dat de (voortbrengselconclusies van de) Octrooien nietig zijn. Zonder dit oordeel is [eiser1] immers tot op de dag van vandaag rechtmatig exclusief sublicentienemer van de Octrooien en was zij bevoegd tot het aangaan van de licentieovereenkomst met Jovaplant . In dat geval lijkt er voorshands geen grond te bestaan voor beëindiging door Jovaplant van de licentieovereenkomst en terugbetaling van de tot op heden door Jovaplant betaalde licentievergoedingen. Jovaplant stelt zich op het standpunt dat de rechtbank in het vonnis van 27 juli 2022 reeds bij ‘bindende eindbeslissing’ heeft geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de Octrooien . De beslissing waarop Jovaplant zich beroept is door de rechtbank gegeven in het kader van een incidentele vordering ex artikel 223 Rv van Orchid Gardens c.s. in het kader van de tussen Orchid Gardens c.s. en [eiser1] aanhangige bodemprocedure. De rechtbank heeft in dit incident aan [eiser1]
uitsluitendeen verbod opgelegd om de Octrooien buiten rechte te handhaven tegenover afnemers van Orchid Gardens c.s. met betrekking tot gekleurde orchideeën van Orchid Gardens c.s. Het is [eiser1] dus niet in bredere zin verboden om de Octrooirechten te exploiteren en handhaven op te treden. Het gaat hierbij – anders dan Jovaplant stelt – om een voorlopig oordeel dat is gegeven voor de duur van de bodemprocedure. Dit volgt niet alleen rechtstreeks uit artikel 223 Rv maar is ook expliciet door de rechtbank in het vonnis van 27 juli 2022 overwogen en beslist. De rechtbank heeft immers in dit vonnis expliciet overwogen dat het hier gaat om een voorlopig oordeel, waarbij is vermeld dat nog geen bewijs door middel van getuigenverhoren is bijgebracht. Gelet op het voorlopig karakter en de beperkte strekking van dit voorlopig oordeel van de rechtbank, dient in afwachting van de uitkomsten van de bodemprocedure tussen Orchid Gardens c.s. en [eiser1] in de rechtsverhouding tussen [eiser1] en Jovaplant vooralsnog te worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de Octrooien en de hoedanigheid van [eiser1] als rechtmatig exclusief sub-licentienemer van deze Octrooien.
4.4.
Bij gebreke van een beslissing in de hoofdzaak over de rechtsgeldigheid van de Octrooirechten, is op dit moment nog ongewis of Jovaplant gerechtigd is om de nietigheid dan wel de buitengerechtelijke vernietiging in te roepen van de met [eiser1] gesloten licentieovereenkomst en in het verlengde daarvan of Jovaplant aanspraak kan maken jegens eisers op terugbetaling van de door haar betaalde licentievergoedingen. Jovaplant heeft echter wel reeds diverse conservatoire beslagen gelegd voor haar op dit moment nog onzekere vordering. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat ook wanneer op enig moment definitief in rechte komt vast te staan dat de Octrooirechten niet echtsgeldig zijn gevestigd, het nog maar de vraag is of Jovaplant de door gestelde vorderingsrechten jegens eisers kan doen gelden. Het gaat immers om Octrooirechten die aan [bedrijf] toebehoren. Voor aansprakelijkheid van [eiser1] dient – zoals eisers terecht stellen – een aantal hordes te worden genomen: zo is de vraag of artikel 4.8 van de licentieovereenkomst aan een vordering van Jovaplant op [eiser1] op de gestelde gronden in de weg staat. Daarnaast is de vraag of artikel 75 ROW toepasselijk is en indien dit het geval is, of Jovaplant een beroep toekomt op de garantiebepaling van lid 6 sub b van dit artikel. Daarbij speelt mogelijk een rol dat Jovaplant ten tijde van het sluiten van de licentieovereenkomst op de hoogte was van het bestaan van de door Orchid Gardens c.s. gestelde nietigheid van de Octrooien en hetgeen daartoe door haar werd gesteld. Ook speelt de vraag of wetenschap van [bedrijf] aan [eiser1] kan worden toegerekend en in het verlengde daarvan eveneens aan haar bestuurders, zoals Jovaplant heeft betoogd. Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid en of persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders gelden immers stringente eisen en voorshands is zeker niet gezegd dat hier aan die eisen zal worden voldaan. Dit zal allemaal in een bodemprocedure moeten worden beoordeeld. Voorstelbaar is overigens dat de inmiddels door Jovaplant tegen eisers gestarte bodemprocedure zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomsten van de octrooiprocedure.
4.5.
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat Jovaplant op enig moment een vorderingsrecht jegens [eiser1] en/of de Holding en/of [eiser3] kan doen gelden, is het bestaan hiervan vooralsnog zo onzeker dat conservatoire maatregelen te voorbarig zijn. Daarbij speelt mede een rol dat een beslissing in de octrooiprocedure naar verwachting nog geruime tijd op zich zal laten wachten, waardoor de beslagen nog geruime tijd dienen te blijven liggen, eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat deze beslagen hen hinderen en schade veroorzaken en er onvoldoende aanwijzingen zijn dat te zijner tijd geen verhaal voor een mogelijk bestaand vorderingsrecht zal worden geboden.
4.6.
De slotsom is dat Jovaplant op dit moment voor de muziek uitloopt en dat de beslagen zullen worden opgeheven. Het onder II gevorderde verbod om uit hoofde van het beslagverlof nog nadere repeterende beslagen te leggen, is eveneens toewijsbaar . Nu de beslagen bij dit vonnis worden opgeheven, hebben eisers geen belang meer bij het onder III gevorderde. Er bestaat geen aanleiding het toegewezen verbod met een dwangsom te versterken.
4.7.
Jovaplant zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
heft op de door Jovaplant uit hoofde van het beslagverlof van 5 september 2022 ten laste van eisers gelegde beslagen en verbiedt Jovaplant om uit hoofde van dit beslagverlof nog nadere repeterende beslagen ten laste van eisers te leggen.
5.2.
veroordeelt Jovaplant om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan eisers te betalen, tot dusverre aan de zijde van eisers begroot op € 1.800,41, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 103,33 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, en € 5,08,-- aan verschotten;
5.3.
bepaalt dat Jovaplant bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.
mw