ECLI:NL:RBDHA:2022:13242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
21/2413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

BPM naheffingsaanslag en schending hoorplicht in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen eiseres, een B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag van € 2.806 die aan eiseres was opgelegd vanwege een vermeende onjuiste berekening van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) op basis van de CO2-uitstoot van een BMW X1. Eiseres had bij aangifte een CO2-uitstoot van 133 gr/km opgegeven, terwijl de RDW een uitstoot van 157 gr/km had vastgesteld. De inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag na bezwaar, waarop eiseres beroep instelde.

Tijdens de zitting, die via MS-Teams plaatsvond op 8 september 2022, werd door eiseres een Certificaat van Overeenstemming (CvO) overgelegd, waaruit bleek dat de CO2-uitstoot van de auto inderdaad 133 gr/km was. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd, omdat de inspecteur zich niet had gehouden aan de juiste gegevens. De rechtbank vernietigde de naheffingsaanslag en verklaarde het beroep gegrond.

Daarnaast werd er een verzoek om vergoeding van immateriële schade en proceskosten ingediend. De rechtbank oordeelde dat de schending van de hoorplicht niet meer behandeld hoefde te worden, omdat de naheffingsaanslag al was vernietigd. De rechtbank kende eiseres een proceskostenvergoeding toe van € 269, maar wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 360, met wettelijke rente indien dit niet binnen vier weken na de uitspraak wordt uitbetaald.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/2413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 2.806 (de naheffingsaanslag).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 februari 2021 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een MS-Teams verbinding plaatsgevonden op
8 september 2022. Namens eiseres hebben haar gemachtigde en [A] daar aan deelgenomen. Namens verweerder hebben [B] en [C] daar aan deelgenomen.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op aangifte een bedrag van € 4.288 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van een BMW X1 (de auto). De volgens de aangifte verschuldigde Bpm is berekend aan de hand van de koerslijst Autotelex Pro. Daarbij is uitgegaan van een CO2-uitstoot van de auto van 133 gr/km.
2. Met dagtekening 29 juli 2019 heeft verweerder een kennisgeving naheffingsaanslag verzonden aan eiseres. In de kennisgeving staat:
“U bent bij het berekenen van de BPM uitgegaan van een CO2-uitstoot van 133 gr/km. Die is lager dan de CO2-uitstoot van 157 gr/km die de RDW heeft bepaald. Hierdoor bent u meer BPM verschuldigd.”
3. Verweerder heeft met dagtekening 11 oktober 2019 de naheffingsaanslag opgelegd.

Geschil4.In geschil is of:

- de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd;
- verweerder de hoorplicht heeft geschonden;
- eiseres recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade;
- eiseres recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding.
Beoordeling van het geschil
Naheffingsaanslag
5. Eiseres heeft in beroep het Certificaat van Overeenstemming (CvO) van de auto overgelegd waaruit een NEDC-uitstootwaarde blijkt van 133 gr/km en een WLTP-uitstootwaarde van 157 gr/km. Gelet hierop heeft verweerder zich in beroep nader op het standpunt gesteld dat uitgegaan dient te worden van een CO2-uitstoot van 133 gr/km. Dat betekent dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.
Schending hoorplicht
6. Nu de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en om die reden moet worden vernietigd, behoeft de klacht over de schending van de hoorplicht geen behandeling meer.
Immateriële schadevergoeding
7. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (isv). De Hoge Raad heeft in zijn arrest van
2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128 geoordeeld dat de door een belastingplichtige ondervonden spanning en frustratie wordt geacht ten einde te zijn gekomen na een beslissing van de inspecteur waarmee het geschil inzake de belastingheffing ten einde is gekomen. Die beslissing van de inspecteur behoeft niet te zijn neergelegd in een uitspraak op bezwaar. De mededeling in het verweerschrift van 19 mei 2021 dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en het beroep gegrond moet worden verklaard, is daarvoor voldoende. Met het verweerschrift is dan ook een einde gekomen aan de spanning en frustratie. Uit het arrest volgt verder dat de redelijke termijn niet doorloopt in geval de rechter nog bij afzonderlijke uitspraak moet beslissen op een verzoek tot vergoeding van isv dan wel een verzoek om proceskostenvergoeding. Het bezwaarschrift is ingediend op 15 oktober 2019 en de redelijke termijn is geëindigd met het verweerschrift van 19 mei 2021, zodat de redelijke termijn niet is overschreden.
Proceskosten en griffierecht
8. Eiseres heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Verweerder heeft daartegen primair aangevoerd dat eiseres daar geen recht op heeft, omdat zij pas in beroep
het CvO heeft overgelegd terwijl zij dit al in een eerder stadium had kunnen doen. Als subsidiair standpunt stelt verweerder dat eiseres recht heeft op een forfaitaire vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
9. In beroep is vast komen te staan dat de aangifte van eiseres juist was wat betreft de hoogte van de CO2-uitstoot en dat de aan de naheffingsaanslag ten grondslag gelegde van de RDW verkregen informatie onjuist was. De vernietiging van de naheffingsaanslag is daarom het gevolg van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank stelt de kostenvergoeding voor bezwaar op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 269 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269 en een wegingsfactor 1). Tussen partijen is niet in geschil dat in de bezwaarfase geen hoorgesprek heeft plaatsgevonden, zodat de rechtbank daarvoor ook geen punt toekent. Voor een hogere wegingsfactor dan wel integrale proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
10. Ten aanzien van de kostenvergoeding voor de beroepsfase, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft in de bezwaarfase geen gronden aangevoerd dan wel stukken overgelegd die betrekking hebben op de CO2-uitstootwaarde van de auto. De gronden van bezwaar zien ook niet op onderhavige naheffingsaanslag maar op het, hier niet aan de orde zijnde, doen van aangifte op grond van een taxatierapport. Pas in beroep heeft eiseres het CvO overgelegd waaruit volgt dat de door verweerder gehanteerde CO2-uitstootwaarde van 157 gr/km onjuist is. Het instellen van beroep is dus uitsluitend aan het handelen van eiseres te wijten. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase.
Rentevergoeding over griffierecht
11. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. Eiseres heeft daarnaast aanspraak gemaakt op vergoeding van rente ter zake van het griffierecht. Voor een rentevergoeding over het geheven griffierecht bestaat geen aanleiding op grond van het nationale recht en ook het Unierecht dwingt niet tot vergoeding van dergelijke rente (vgl. Hoge Raad 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:623). De rechtbank honoreert die aanspraak wel in zoverre dat recht bestaat op een vergoeding van wettelijke rente, indien het griffierecht niet aan eiseres wordt uitbetaald binnen vier weken na de datum van deze uitspraak. Dit heeft ook te gelden voor de overige op grond van deze uitspraak aan eiseres te betalen vergoedingen.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de uitspraak op bezwaar;
 vernietigt de naheffingsaanslag;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
 wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 269;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;
 bepaalt dat de termijn voor de vergoeding van de wettelijke rente gaat lopen vanaf vier weken na de datum van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 september 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.