ECLI:NL:RBDHA:2022:13157

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
NL22.10776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met dubbele nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 juni 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 27 juni 2022, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld.

De rechtbank overweegt dat eiser de gronden voor de maatregel van bewaring niet heeft betwist. Eiser heeft verklaard dat hij zowel de Libische als de Marokkaanse nationaliteit heeft, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder niet verplicht was om twee uitzettingstrajecten naast elkaar te volgen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiser alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft, ondanks zijn verklaringen en de foto’s van identiteitsdocumenten die hij heeft overgelegd. De rechtbank wijst erop dat verweerder de procedure bij de Libische autoriteiten mag afwachten en dat eiser zelf ook contact had kunnen opnemen met de Marokkaanse ambassade, wat hij niet heeft gedaan.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson en griffier M.A.W.M. Engels, en is openbaar gemaakt op 28 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.10776
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen meneer Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1998] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank overweegt dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist.
4. De rechtbank overweegt verder dat eiser op 8 april 2022 heeft verklaard dat hij de Libische nationaliteit heeft. Op 23 mei 2022 en 1 juni 2022 heeft eiser tijdens vertrekgesprekken verklaard een dubbele nationaliteit te hebben: zowel de Libische als de Marokkaanse nationaliteit. Op 8 juni 2022 heeft eiser ter zitting verklaard dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.
5. Op basis van eisers verklaring dat hij (ook) de Libische nationaliteit heeft, is verweerder een lp-traject gestart bij de Libische autoriteiten. In dat kader is eiser op 20 juni 2022 gepresenteerd bij de Libische autoriteiten.
Voortvarend handelen
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt omdat verweerder niet ook een onderzoek heeft ingesteld bij de Marokkaanse autoriteiten, nadat hij had aangegeven de Marokkaanse nationaliteit te bezitten. Eiser heeft foto’s overgelegd van zijn identiteitsdocumenten en hier had verweerder onderzoek naar moeten doen. Bovendien heeft de Libische vertegenwoordiger bij de presentatie aangegeven dat eiser Arabisch spreekt met een Marokkaans accent. Omdat de Marokkaanse nationaliteit van eiser vast stond, kon eiser niet langer in vreemdelingenbewaring worden gehouden omdat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt.
7.1
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan eiser heeft aangevoerd, hoefde verweerder op grond van zijn verklaring dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en de omstandigheid dat hij foto’s van – beweerdelijk – zijn identiteitsdocumenten heeft ingediend, niet als vast staand aan te nemen dat eiser (alleen) de Marokkaanse nationaliteit heeft. Weliswaar wordt in het verslag van de presentatie vermeld dat eiser een Marokkaans accent heeft, maar dit sluit niet uit dat eiser (ook) de Libische nationaliteit kan hebben.
7.2.
Verweerder is niet verplicht om twee uitzettingstrajecten naast elkaar te volgen. Hij mag ervoor kiezen eerst een traject te starten dat naar zijn verwachting het snelst is.1 De rechtbank overweegt in dit verband dat er een presentatie heeft plaatsgevonden bij de Libische ambassade en dat uit het verslag blijkt dat zij hebben toegezegd de aanvraag in onderzoek te nemen. Dit onderzoek mag verweerder afwachten. Daarbij komt dat uit het verslag van de presentatie ook blijkt dat de Libische autoriteiten hebben aangegeven dat de Libische nationaliteit zal worden gevolgd als komt vast te staan dat eisers moeder Marokkaans is en zijn vader Libisch. De rechtbank merkt verder op dat eiser ook zelf de
1 Rechtbank Amsterdam, 16 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16309.
mogelijkheid heeft om contact op te nemen met de ambassade van Marokko in Nederland. Dit heeft eiser niet gedaan. Dat dit onmogelijk zou zijn vanuit het DTC wordt niet gevolgd.
7.3
In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.