Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster] , V-nummer: [v-nummer] , verzoekster
[kind]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen haar voorgenomen feitelijke overdracht naar Italië, verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat de overdracht achterwege blijft totdat op haar bezwaarschrift is beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht in twijfel trekken. Verzoekster had eerder een asielaanvraag ingediend in Nederland, die niet in behandeling is genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gronden van verzoekster overeenkomen met die in de eerdere beroepsprocedure, die ongegrond was verklaard. De voorzieningenrechter wees erop dat de Italiaanse autoriteiten tijdig waren geïnformeerd over de komst van verzoekster en haar dochter, en dat er geen reden was om aan te nemen dat de opvang in Italië niet adequaat zou zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is op dezelfde dag telefonisch medegedeeld aan partijen en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.