ECLI:NL:RBDHA:2022:13138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
C/09/619717 / HA ZA 21-949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geheimhoudingsverplichtingen in een civiele procedure met betrekking tot een jongerenproject

In deze civiele procedure, aangespannen door Top Groep B.V. tegen [de B.V. c.s.], staat de vraag centraal of de beperking van kennisneming van een contract door de gedaagde gerechtvaardigd is. De eiser, Top Groep B.V., stelt dat zij kosten heeft gemaakt in het kader van een jongerenproject dat zou zijn uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Top Groep betwist dat [de B.V.] de opdracht van VWS heeft ontvangen en beschuldigt hen van misleiding. De gedaagde, [de B.V. c.s.], beroept zich op een geheimhoudingsverplichting die hen zou beletten om de opdracht openbaar te maken. De rechtbank heeft in een tussenvonnis bepaald dat [de B.V. c.s.] de opdracht uiterlijk op 30 november 2022 moet overleggen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank oordeelt dat de belangen van Top Groep bij kennisname van de stukken zwaarder wegen dan de geheimhoudingsverplichting. De rechtbank beveelt [de B.V. c.s.] om de samenwerkingsovereenkomst in ongecensureerde vorm te overleggen, met een termijn voor Top Groep om hierop te reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/619717 / HA ZA 21-949
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
TOP GROEP B.V.te Zevenaar ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Meerman te ’s-Hertogenbosch,
tegen

1.[de B.V.] te [plaats] ,

2.
[gedaagde], te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. K. van Overloop te Goes.
Partijen zullen hierna Top Groep en [de B.V. c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 oktober 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie met producties;
  • de akte overlegging/aanvulling producties en wijziging petitum met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
  • het tussenvonnis van 25 mei 2022 waarin een mondelinge behandeling is bevolen.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 november 2022 is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Dit zal gelijktijdig met dit vonnis aan partijen worden verstrekt. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid om binnen twee weken opmerkingen van feitelijke aard op de verslaglegging kenbaar te maken.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De beoordeling van het verzoek als bedoeld in artikel 22 lid 2 Rv

2.1.
Een belangrijk geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan [de B.V.] opdracht heeft gekregen voor het uitvoeren van (kort gezegd) een jongerenproject. Die opdracht ligt ten grondslag aan een projectovereenkomst tussen [de B.V.] en onderopdrachtnemer Top Groep , welke projectovereenkomst onderwerp is van de onderhavige procedure.
2.2.
Top Groep stelt dat zij, na in het kader van de uitvoering van de projectovereenkomst kosten te hebben gemaakt, erachter is gekomen dat [de B.V.] nimmer opdracht van het ministerie van VWS heeft gekregen voor het jongerenproject. Top Groep meent dat zij door [de B.V. c.s.] is voorgelogen. [de B.V. c.s.] betwist dat, maar heeft de vermeende opdracht van het ministerie van VWS niet in het geding gebracht. Volgens [de B.V. c.s.] staat een contractuele geheimhoudingsverplichting eraan in de weg staat dat Top Groep inzage krijgt in de opdracht van het ministerie van VWS. [de B.V. c.s.] stelt zich op het standpunt dat daarom, vanwege gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), uitsluitend de rechter van de opdracht kennis zal mogen nemen. Tegen deze gestelde beperking heeft Top Groep verweer gevoerd.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank, nadat was gebleken dat [de B.V. c.s.] de vermeende opdracht van het ministerie van VWS – dat nog niet in het bezit van de rechtbank was gesteld – niet bij zich had, [de B.V. c.s.] bevolen om deze uiterlijk op de roldatum van 30 november 2022 alsnog aan de rechtbank toe te zenden, samen met een afzonderlijke schriftelijke bevestiging door het ministerie van VWS van het bestaan van de opdracht. Een en ander ter beoordeling door de rechtbank van het beroep door [de B.V. c.s.] op artikel 22 lid 2 Rv.
2.4.
Op de roldatum van 30 november 2022 heeft [de B.V. c.s.] een zwart-wit kopiestuk getiteld ‘samenwerkingsovereenkomst’ aan de rechtbank overgelegd. In de ‘samenwerkingsovereenkomst’ staat dat deze is aangegaan met het ministerie van VWS. Het stuk bevat een geheimhoudingsverplichting, op straffe van een boete.
2.5.
[de B.V. c.s.] heeft evenwel geen schriftelijke bevestiging door het ministerie van VWS van het bestaan van de opdracht overgelegd. Volgens [de B.V. c.s.] omdat
“VWS heeft […] geweigerd om deze bevestiging aan [de B.V.] en/of [gedaagde] af te geven.”Van deze weigering heeft [de B.V. c.s.] geen schriftelijke vastlegging overgelegd.
2.6.
Het is aan de rechtbank om te beslissen of er in dit geval sprake is van gewichtige redenen die de beperking van de kennisneming van het overgelegde stuk rechtvaardigen (artikel 22 lid 3 Rv). Er kan alleen van gewichtige redenen sprake zijn indien in de concrete omstandigheden van het geval de belangen waarop de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de bescheiden zich richt, zwaarder wegen dan het zwaarwegende maatschappelijke belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt (Hoge Raad 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8421). Daarbij geldt dat de omstandigheid dat een partij zich jegens een derde tot geheimhouding van de stukken heeft verplicht, niet zonder meer aan kennisname door de wederpartij in de weg staat (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 17 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:939).
2.7.
[de B.V. c.s.] heeft, afgezet tegen het zwaarwegende belang van de waarheidsvinding in rechte en het evidente belang van Top Groep als onderopdrachtnemer bij kennisname van het stuk, geen concrete feiten of omstandigheden gesteld of onderbouwd die aan kennisname door de wederpartij in de weg staan. [de B.V. c.s.] heeft volstaan met een enkele verwijzing naar de geheimhoudingsverplichting. Daarmee komt de rechtbank, alles afwegende, tot het oordeel dat geen sprake is van voldoende gewichtige redenen die de beperking van kennisneming van de inhoud van het overgelegde stuk rechtvaardigen.
2.8.
Omdat de rechtbank het stuk van groot belang acht voor de waarheidsvinding en de beoordeling van het geschil, beveelt zij op de voet van artikel 22 lid 1 Rv [de B.V. c.s.] om – uitsluitend – de
originele‘samenwerkingsovereenkomst’ met de ‘natte’ handtekeningen in ongecensureerde vorm op de eerstvolgende roldatum (14 december 2022) in het geding te brengen met gelijktijdige toezending van een ongecensureerde kleurenkopie van hoge kwaliteit aan Top Groep . Een uitstel en/of het indienen van andere stukken zal om redenen van een goede procesorde niet worden toegestaan.
2.9.
Indien [de B.V. c.s.] dit bevel niet nauwgezet opvolgt, kan de rechtbank hieruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht (artikel 22 lid 4 Rv).
2.10.
Aan Top Groep zal vervolgens een termijn worden gegeven van twee weken om bij antwoordakte te reageren op – uitsluitend – het op 14 december 2022 door [de B.V. c.s.] in het geding gebrachte stuk. In beginsel zal vervolgens een datum voor het wijzen van vonnis worden bepaald.
2.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de beperking van [de B.V. c.s.] dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van het onder 2.4 bedoelde stuk niet gerechtvaardigd is;
3.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
14 december 2022voor akte overlegging productie aan de zijde van [de B.V. c.s.] als bedoeld in r.o. 2.8;
3.3.
bepaalt dat de zaak vervolgens op de rolzitting van
28 december 2022zal komen voor antwoordakte aan de zijde van Top Groep als bedoeld in r.o. 2.10;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1324