Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 4 oktober 2022 ingekomen verzoek van:
[naam01] ,
[naam02] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het verslag van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 15 november 2022, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het F9-formulier van 16 november 2022 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 16 november 2022, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 17 november 2022, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het e-mailbericht van 17 november 2022, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- de bijzondere curator;
- [naam03] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
- het e-mailbericht van 20 november 2022, met bijlagen, ingediend door de vader zonder tussenkomst van zijn advocaat;
- het e-mailbericht van 21 november 2022 van de zijde van de moeder.
Feiten
- Partijen zijn gehuwd geweest.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- De rechtbank te [plaats01] , Indonesië heeft op 28 februari 2019 bepaald dat [voornaam minderjarige01] onder de zorg en opvoeding van de moeder valt en [voornaam minderjarige02] onder de zorg en opvoeding van de vader.
- Op 27 juni 2019 is een notariële akte opgemaakt, inhoudende een afspraak tussen partijen over het verzorgingsrecht over de kinderen.
- Het gerechtshof te [plaats02] , Indonesië heeft op 29 augustus 2019 bepaald dat [voornaam minderjarige01] onder de zorg en opvoeding van de moeder valt en [voornaam minderjarige02] onder de zorg en opvoeding van de vader.
- De Hoge Raad van Indonesië heeft op 18 augustus 2020 de uitspraak van het gerechtshof te [plaats02] , Indonesië bekrachtigd.
- Op 8 oktober 2021 zijn partijen gezamenlijk en met de kinderen naar Nederland gekomen.
- De kinderen zijn per 13 oktober 2021 ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De moeder is per 17 november 2021 ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
- De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Indonesische nationaliteit. De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
- Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2022 zijn – voor zover hier aan de orde – de kinderen onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling voor de duur van zes maanden.
Verzoek en verweer
- de onmiddellijke terugkeer van voormelde kinderen te bevelen, althans de terugkeer van de kinderen vóór of uiterlijk op 1 november 2022 te bevelen, althans op een datum en wijze als de rechtbank in goede justitie zal achten, waarbij de moeder de kinderen dient terug te brengen naar Indonesië, meer specifiek [woonplaats01] , althans de staat waar hun gewone verblijfplaats is gelegen, dan wel – indien de moeder nalaat de kinderen terug te brengen – te bevelen dat de moeder de kinderen met een geldig reisdocument op eerste verzoek aan de vader zal afgeven, zodat hij de kinderen zelf mee terug kan nemen naar Indonesië;
- te bepalen, voor zover rechtens vereist nu dit reeds voortvloeit uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Uitvoeringswet, dat de kinderen zo nodig met behulp van de sterke arm der wet, althans met medewerking van het Openbaar Ministerie zullen worden teruggeleid;
- te bepalen dat de moeder wordt veroordeeld in de kosten die de vader heeft moeten maken in verband met de teruggeleiding;
- met veroordeling van de moeder in de proceskosten;
Beoordeling
Stelt vast dat het kind genaamd [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum01] 2014 onder de zorg en opvoeding valt van de verweerder en het kind genaamd [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum02] 2016 onder de zorg en opvoeding valt van de verzoeker, waarbij zowel aan de verzoeker als aan de verweerder een zo uitgebreid mogelijk recht wordt verleend om de respectievelijke kinderen te ontmoeten en daarmee samen te zijn.”
Overwegende, dat op grond van bovenstaande overwegingen, het arrest van de Judex Facti/het Gerechtshof [plaats02] in deze zaak niet in strijd is met het recht en/of de wet, om welke reden het verzoek tot cassatie dat is ingediend door de Verzoeker in Cassatie [naam01] afgewezen dient te worden;”