ECLI:NL:RBDHA:2022:12977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
NL22.20072
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaarde asielaanvraag op basis van Dublinverordening met interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser was op 16 november 2022 overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten, en zijn voormalige gemachtigde had zich op 21 november 2022 onttrokken aan de zaak omdat zij geen contact meer had met eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep, ondanks zijn overdracht aan Italië, omdat een onrechtmatige overdracht gevolgen kan hebben.

De rechtbank heeft verder overwogen dat het aan eiser is om aan te tonen dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat in beginsel geldt voor Italië. Eiser is hierin niet geslaagd; zijn verwijzing naar een rapport van AIDA was onvoldoende om aan te tonen dat Dublinclaimanten systematisch geen opvang krijgen. De rechtbank heeft ook de vrees van eiser voor verslechtering van de situatie van asielzoekers in Italië als speculatief bestempeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20072
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 op zitting behandeld te Breda. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Heeft eiser procesbelang?
1. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Uit het dossier is gebleken dat eiser op 16 november 2022 is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. Mr. R. Deniz, de voormalige gemachtigde van eiser, heeft bij bericht van 21 november 2022 aan de rechtbank meegedeeld dat zij sinds de overdracht geen contact meer heeft met eiser en dat zij zich daarom als zijn gemachtigde aan de zaak onttrekt.
2. In artikel 29, derde lid van de Dublinverordening [1] is bepaald dat indien een persoon ten onrechte is overgedragen of indien een overdrachtsbesluit in beroep of na bezwaar wordt vernietigd nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, de lidstaat die de overdracht heeft verricht, de vreemdeling onmiddellijk terugneemt. Dit betekent dat als het besluit in de procedure van eiser onrechtmatig wordt gevonden, dit gelet op het voorgaande (rechts)gevolgen kan hebben. De enkele omstandigheid dat eiser inmiddels is overgedragen en zich niet tegen die overdracht heeft verzet, leidt dan ook niet tot het oordeel dat procesbelang ontbreekt.
3. Verder ligt het op de weg van eiser om, indien hij na zijn overdracht nog een beoordeling van zijn beroep tegen het overdrachtsbesluit wenst, contact te onderhouden met zijn gemachtigde over de procedure. Uit het bericht van mr. Deniz blijkt dat eiser dat niet heeft gedaan. De rechtbank stelt echter vast dat tussen de overdracht van eiser op 16 november 2022 en het bericht van mr. Deniz van 21 november 2022 slechts vijf dagen zijn gelegen. Nu uit het dossier niet blijkt onder welke omstandigheden eiser in Italië verblijft en op voorhand niet kan worden uitgesloten dat hij sinds zijn overdracht nog niet in de gelegenheid is geweest zich met mr. Deniz te verstaan, kan uit het feit dat eiser (nog) geen contact heeft opgenomen met zijn (inmiddels voormalige) gemachtigde, niet zonder meer worden geconcludeerd dat hij geen prijs meer stelt op een behandeling van zijn asielverzoek in Nederland. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Tot op heden wordt ten aanzien van Italië onverkort uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling [2] heeft dit bevestigd in de uitspraken van onder meer 6 januari 2022, 24 juni 2022 en 26 augustus 2022. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6. Eiser is hierin niet geslaagd. Zijn verwijzing naar het rapport van AIDA is hiervoor niet voldoende. Uit dit rapport blijkt niet dat Dublinclaimanten systematisch gedurende langere tijd opvang wordt onthouden. Bovendien heeft de Afdeling in de eerdergenoemde uitspraak van 26 augustus 2022 geoordeeld dat dit rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Italië dan zoals deze eerder al is beoordeeld en geen aanleiding vormt om ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. Bij voorkomende problemen met betrekking tot het indienen van een asielaanvraag en het verkrijgen van opvang ligt het op de weg van eiser om daarover te klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Niet gebleken is dat dit niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
7. Eisers vrees dat de recente politieke ontwikkelingen in Italië tot een verslechtering van de situatie van asielzoekers in Italië zal leiden, wordt niet gevolgd. Deze vrees is vooralsnog op speculatie gebaseerd. Niet is gebleken dat de situatie dusdanig is veranderd dan wel op korte termijn zal veranderen, dat reeds op dit moment niet langer uit kan worden gegaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel.
8. Tot slot heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
9. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2022 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.