ECLI:NL:RBDHA:2022:12850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
SGR 21/8434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een apothekersassistente, en het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering die per 3 oktober 2021 door het UWV was beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 november 2022, waarbij eiseres en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres voldoende had onderkend. Eiseres had sinds 2009 gezondheidsklachten en was sinds 2013 in het bezit van een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling door het UWV, waarbij een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige betrokken waren, werd geconcludeerd dat eiseres 20,59% arbeidsongeschikt was. Eiseres voerde aan dat haar situatie slechter was en dat er meer beperkingen waren dan door het UWV erkend. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht had besloten dat eiseres niet meer recht had op de WIA-uitkering.

De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om in beroep specifiek aan te tonen waarom zij het niet eens was met het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten van het UWV zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen. Eiseres had geen objectieve medische onderbouwing voor haar klachten die meer beperkingen rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekende dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8434

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Procesverloop

Met het besluit van 2 augustus 2021 (het besluit) heeft het UWV de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres per 3 oktober 2021 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 20,59%.
Met het besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als apothekersassistente voor gemiddeld 24,06 uur per week. Zij heeft zich op 26 oktober 2009 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Eiseres had sinds 27 december 2013 een WIA-uitkering, sinds april 2014 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 79,41% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 20,59%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft eiseres volgens het UWV geen recht meer op een WIA-uitkering per 3 oktober 2021.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert aan dat zij op en na 3 oktober 2021 nog volledig arbeidsongeschikt is. Eiseres verzoekt hetgeen zij in bezwaar heeft aangevoerd in de beroepsprocedure als ingelast en herhaald te beschouwen. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen in de FML. Specifiek acht zij een urenbeperking noodzakelijk op energetische gronden. Dit mede nu recent voor de datum in geding is gebleken dat zij suiker heeft, waarvoor zij onder behandeling is bij de huisarts. Ook is zij onder behandeling bij de POH-GGZ. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij geen acht uren kan werken per dag, maar maximaal anderhalf/twee uur. Eiseres vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie bij haar behandelaars op had moeten vragen, want dat zij al geruime tijd niet meer onder behandeling is betekent niet dat er geen klachten en beperkingen meer zijn, want zij is uitbehandeld maar de klachten en beperkingen zijn gebleven. Eiseres onderbouwt haar standpunt met medische informatie van de MDL-arts, internist en verpleegkundig specialist. Ook is het UWV tot het bestreden besluit gekomen zonder dat medisch onderzoek is gedaan naar de lichamelijke mogelijkheden van eiseres. Eiseres geeft aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet heeft gehoord en gezien. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 3 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 3 oktober 2021 voor 20,59% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres telefonisch gesproken en vervolgens op een spreekuur lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 26 oktober 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12
.Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om zijn standpunt te wijzigen.
13. Eiseres voert aan dat zij vindt dat zij medisch onderzocht had moeten worden door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat hij informatie bij de behandelaars had moeten opvragen. Doordat hij dit niet heeft gedaan is het onderzoek volgens haar niet zorgvuldig verricht.
14. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Eiseres is tijdens de primaire fase gezien en onderzocht door een verzekeringsarts. Dit maakt dat de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) op grond waarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet motiveren waarom een spreekuurcontact in bezwaar geen toegevoegde waarde heeft, in dit geval niet van toepassing is. [1] De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet heeft gesproken en/of lichamelijk heeft onderzocht in dit geval geen aanleiding om het medisch onderzoek niet zorgvuldig te achten. Verder behoort het in beginsel tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld en vast te stellen tot welke beperkingen in arbeid dit leidt. Van belang is dat eiseres in de primaire fase wel is gezien en onderzocht door een verzekeringsarts, zij in bezwaar geen nieuwe medische informatie heeft aangeleverd en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte over de nodige medische informatie van de behandelaars welke is meegenomen in de heroverweging. Bovendien heeft eiseres in beroep gebruik gemaakt van de mogelijkheid om medische informatie van haar behandelaars in te dienen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze informatie bestudeerd en meegenomen in zijn beoordeling, maar dit heeft niet tot wijzigingen geleid. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
15. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses overig perifeer zenuwstelstel en pijn chronisch. Eiseres houdt chronische pijnklachten in de buik zonder anatomisch substraat. Derhalve mag gesproken worden van een chronisch pijnsyndroom. Zij beweegt voornamelijk pijncontingent en is daardoor erg inactief geworden. Haar conditie is daardoor verlaagd, maar dit is het gevolg van gedrag en niet van ziekte. Eiseres is op medische gronden niet als volledig arbeidsongeschikt te beschouwen, omdat er geen sprake is van opname in een ziekenhuis of instelling, ADL-afhankelijkheid, bedlegerigheid of van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Daarom heeft de verzekeringsarts een FML opgesteld. De verzekeringsarts heeft in de FML voornamelijk beperkingen opgenomen op het fysieke vlak. Het gaat om beperkingen voor trillingsbelasting, duwen en trekken, tillen tijdens het werk, dragen tijdens het werk, lopen tijdens het werk, zitten tijdens het werk, staan tijdens het werk, frequent buigen tijdens het werk en gebogen en/of getordeerd actief zijn. Verder is een beperking aangenomen voor geluidsbelasting, omdat eiseres prikkelgevoelig is en niet kan tegen drukte en lawaai. Op grond van de indicatiegebieden energetisch, beschikbaarheid en preventief is er geen urenbeperking aan de orde.
16
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 oktober 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij geeft aan dat het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek verzekeringsgeneeskundig gezien op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en er geen verdere aanwijzingen zijn om meer beperkingen aan te nemen dan door de verzekeringsarts is gedaan. Het gaat om de beoordeling van de belastbaarheid om objectiveerbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek en niet om subjectief ervaren belemmeringen. Ook benoemt hij dat de arbeidsongeschiktheid bij de vorige beoordelingen het gevolg van een geplande of recent uitgevoerde operatie was. Hiervan is per de datum in geding geen sprake.
17. Eiseres voert aan dat haar medische situatie slechter is en dat het UWV ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor staan, zitten, lopen, trappenlopen, reiken tijdens het werk, buigen tijdens het werk, duwen en/of trekken, tillen tijdens het werk, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn en werktijden.
18
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De brieven beschrijven de medische situatie van ongeveer anderhalf jaar voor de datum in geding. Afwijkende bloedsuiker- en cholesterolwaarden zijn op zich geen reden tot aanname van beperkingen. Het zijn risicofactoren voor onder andere hart- en vaatziekten (complicaties). Bij eiseres zijn er (nog) geen complicaties van deze laboratoriumbevindingen. De overgevoeligheid voor bepaalde bestanddelen in de voeding levert ook geen beperkingen in arbeid op. Voor de buikklachten zijn beperkingen opgenomen in de FML voor geen zwaar lichamelijke inspanning. De primaire verzekeringsarts omschrijft dat eiseres ten tijde van de datum in geding geen behandeling heeft. De aangeleverde informatie in de beroepsprocedure leidt gelet op dit alles niet tot een wijziging in de belastbaarheid op de datum in geding, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Op basis van de huidige gegevens ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden voor aanname van een beperking in de duurbelastbaarheid bij eiseres. Er is, wanneer met de overige beperkingen rekening wordt gehouden, geen noodzaak voor extra recuperatie. Dit blijkt uit de anamnese, de uitgevoerde activiteiten en het dagverhaal. Ook is er geen preventieve noodzaak en geen verminderde beschikbaarheid door noodzakelijke behandeling. De rechtbank vindt deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep begrijpelijk en ziet geen reden om hem niet te volgen.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven merkt de rechtbank op dat de verzekeringsartsen voldoende hebben toegelicht dat er geen medisch objectieve onderbouwing is om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiseres ervaart op 3 oktober 2021.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 3 oktober 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 79,41% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als apothekersassistente, zodat eiseres voor de overige 20,59% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 3 oktober 2021 terecht beëindigd, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wordt het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.