ECLI:NL:RBDHA:2022:12837
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens procedurele beslissing zonder schijn van vooringenomenheid
Op 24 oktober 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, die niet verschenen was op de zitting, had de wraking ingediend tegen mr. C.G. Meeder, de rechter die een aanhoudingsverzoek had afgewezen. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was omdat hij meer waarde hechtte aan de mededeling van de voormalige gemachtigde van verzoeker dan aan de verklaring van verzoeker zelf. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procedurele beslissing was en geen grond voor wraking kon vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om te concluderen dat de onpartijdigheid in het geding is. In dit geval waren er geen feiten of omstandigheden die duidden op een uitzonderlijke situatie van vooringenomenheid. De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking af te wijzen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.