ECLI:NL:RBDHA:2022:12835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
C/09/634931 / KG RK 22-1113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de kantonrechter in een civiele procedure

Op 11 oktober 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. D.E. Alink afgewezen. Verzoeker stelde dat de kantonrechter geen waarde hechtte aan de door hem overgelegde geloofsbrieven en dat hij partijdig was. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter zich nog niet had uitgelaten over de geloofsbrieven en dat de overige klachten van verzoeker voornamelijk betrekking hadden op de wijze waarop de kantonrechter de regie voerde tijdens de zitting. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter een grote vrijheid heeft in het bewaken van de procesorde en dat slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan worden aangenomen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/55
zaak- /rekestnummer: C/09/634931 / KG RK 22-1113
Beslissing van 11 oktober 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D.E. Alink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 8 september 2022;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 19 september 2022;
- het bericht van verzoeker van 22 september 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 3 oktober 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verschenen: verzoeker. De kantonrechter is niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met rolnummer 9512332 RL EXPL 21-17059 tussen verzoeker als eisende partij in conventie, tevens verwerende partij in reconventie, en [naam] als gedaagde partij in conventie, tevens eisende partij in reconventie en de vereniging Vereniging van Eigenaars [adres] [plaats] (hierna: de VvE) als gedaagde partij.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
“Kern voor het wraken is dat de kantonrechter geen waarde hechtte aan de geloofsbrieven in Productie 1 en Productie 2, welke stukken hij blijkbaar niet bij de processtukken opgenomen wilde zien, dat hij daar ook geen bespreking van toestond, en dat de kantonrechter blijkbaar meer waarde hechtte aan een advocaat (mr Jusufovic, die onrechtmatig stelt de VvE te vertegenwoordigen), en minder waarde hechtte aan het bestuur van de VvE zelf (…). Klaarblijkelijk wenste de kantonrechter mijn aanwezigheid ook in de tweede hoedanigheid als voorzitter / bestuur ex 5:133 lid 2 BW niet te accepteren (...).Hiermee toont de kantonrechter zich partijdig (…).”
Verzoeker heeft voorts naar voren gebracht dat de kantonrechter een te strakke regie voerde door hem geen ruimte te bieden om vrijuit te spreken en mr. Jusufovic te bevragen over de machtiging die zij stelt van de VvE te hebben gekregen, en hij de door verzoeker toegezonden repliek, ten onrechte, heeft teruggestuurd. Ook deze omstandigheden maken, aldus verzoeker, dat de kantonrechter partijdig is.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Voor zover verzoeker de wrakingskamer heeft verzocht om te erkennen dat hij niet alleen voor zichzelf (‘pro se’), maar ook als voorzitter van de VvE procedeert, overweegt de wrakingskamer dat verzoeker in persoon een wrakingsverzoek heeft ingediend en dat het verzoek om hem te erkennen als voorzitter van de VvE, het bestek van deze procedure te buiten gaat. De wrakingskamer kan en zal hier geen beslissing over nemen. Daarbij overweegt de wrakingskamer ten overvloede dat in de kantonprocedure (onder meer) in geschil is of mr. Jusufovic de VvE rechtsgeldig vertegenwoordigt. De kantonrechter heeft daarover nog geen beslissing genomen.
3.3.
Verzoeker stelt dat de kern van zijn wrakingsverzoek erin is gelegen dat de kantonrechter geen waarde hecht aan de door hem overgelegde geloofsbrieven. De wrakingskamer volgt dit standpunt niet. Uit de processtukken blijkt dat de kantonrechter zich nog niet heeft uitgelaten over de waardering van deze geloofsbrieven als bewijsmiddelen. Het enkele feit dat deze geloofsbrieven niet als producties in het proces-verbaal zijn genoemd, doet daar niet aan af. De wrakingskamer is van oordeel dat in zoverre geen (objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid is gebleken.
3.4.
De overige klachten van verzoeker gaan in wezen over de manier waarop verzoeker vindt dat de kantonrechter regie heeft gevoerd. Hij stelt onder meer onvoldoende ruimte te hebben gekregen om vrijuit te spreken en vragen te stellen aan mr. Jusufovic. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
3.5.
Het is de taak van de rechter om op de zitting de procesorde te bewaken en de regie te voeren. De rechter heeft daarbij een grote vrijheid, zodat slechts in zeer bijzondere omstandigheden de wijze waarop de rechter die taak heeft ingevuld een zwaarwegende aanwijzing kan opleveren dat de rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Van zeer bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld, is de wrakingskamer echter niet gebleken.
3.6.
De wrakingskamer oordeel gelet op het voorgaande dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, R. Cats en J.E. Bierling, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.B. van Angeren en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.