ECLI:NL:RBDHA:2022:12778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
NL22.14298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van middelenvereiste en gezinsband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Eritrese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van 30 juni 2022, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. Tevens was er een referent aanwezig en een tolk.

Eiseres stelde dat zij geboren is in 1986 en de Eritrese nationaliteit heeft. De aanvraag voor de mvv was ingediend met het doel 'familie en gezin'. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste, omdat het inkomen van de referent niet duurzaam zou zijn. Eiseres voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat referent niet voldeed aan de middelenvereiste en dat de gezinsband niet was aangetoond. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat het inkomen van de referent niet voldeed aan de wettelijke eisen, en dat de overige beroepsgronden niet meer hoefden te worden besproken.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14298

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 juni 2022 (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder is verschenen [naam 2] (referent) en als tolk is verschenen Z. Halle.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1986 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Referent heeft namens eiseres een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Bij besluit van 11 oktober 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen die afwijzing ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste omdat zijn inkomen niet voldoende duurzaam is. Daarnaast is de identiteit van eiseres niet aangetoond zodat ook de gestelde gezinsband tussen eiseres en referent niet kan worden vastgesteld. Verweerder heeft referent voorts niet gehoord omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is.
3. Eiseres heeft daartegen aangevoerd dat verweerder ten onrechte stelt dat referent niet voldoet aan de middeleneis. Eiseres beroept zich ter onderbouwing op twee arresten van het Hof van Justitie [1] en stelt dat verweerder een individuele afweging had moeten maken. [2] Referent heeft, een korte periode daargelaten, de afgelopen drie jaar gewerkt en slechts in 2019 een beroep gedaan op de publieke middelen. Referent legt verder een nieuw jaarcontract over dat per 23 december 2022 ingaat. Er wordt derhalve voldaan aan de middeleneis. Verweerder werpt voorts ten onrechte tegen dat de gezinsband tussen eiseres en referent niet is aangetoond. Op 25 juni 2022, vóór het bestreden besluit, heeft eiseres originele documenten aan Bureau Documenten gestuurd. Ten onrechte zijn deze niet door Bureau Documenten onderzocht en niet kenbaar meegewogen in de besluitvorming. Tot slot voert eiseres aan dat, gelet op de uitspraak van de Afdeling [3] van 6 juli 2022 [4] , verweerder referent had moeten horen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 kan de aanvraag worden afgewezen indien referent niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Het inkomen is duurzaam indien aan één van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- De middelen zijn nog één jaar beschikbaar op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven. [5]
- De middelen zijn op het moment van de aanvraag of de beschikking nog zes maanden beschikbaar en daarvóór is een aaneengesloten periode van een jaar voldoende inkomen uit arbeid verworven. [6]
- Op het moment van de aanvraag of de beschikking is gedurende een aaneengesloten periode van drie jaren jaarlijks voldoende middelen van bestaan uit arbeid verworven en de middelen van bestaan zijn nog beschikbaar. [7]
6. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste. Het inkomen van referent voldoet niet aan een van de voorwaarden zoals hiervoor weergeven, zodat het inkomen van eiser niet voldoende duurzaam is. [8] Relevant in dat verband is dat referent in februari - april 2022 een uitkering op grond van de Participatiewet heeft ontvangen en daarmee een beroep heeft gedaan op de publieke middelen. Daarmee staat vast dat het inkomen van referent niet duurzaam is. Dat referent per 23 december 2022 een nieuw jaarcontract heeft leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op de ex tunc toetsing in reguliere zaken kan de rechtbank dat stuk niet bij de beoordeling van het beroep betrekken.
7. De arresten van het Hof van Justitie waar eiseres zich op beroept vereisen dat verweerder een concrete beoordeling maakt van de situatie van iedere aanvrager. Eiseres heeft in dat verband aangevoerd dat referent ‘slachtoffer’ is van een praktijk waarbij werkgevers weigeren een vast contract te geven. Daargelaten dat eiseres dit standpunt niet heeft onderbouwd, valt dat argument niet aan te merken als een bijzondere individuele omstandigheid. Verweerder heeft gelet daarop geen aanknopingspunt hoeven zien om af te wijken van het geldende beleid. [9]
8. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres reeds kunnen afwijzen om de reden dat niet wordt voldaan aan het middelenvereiste. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
9. In dit laatste verband signaleert de rechtbank overigens dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft bevestigd dat Bureau Documenten de door eiseres opgestuurde documenten heeft onderzocht en daarover heeft gerapporteerd. De rechtbank constateert dat dat rapport zich niet in het dossier bevindt, waar dat wel op zijn plaats zou zijn geweest. Zij zal daar gelet op de conclusie in rechtsoverweging 8 evenwel geen gevolgen aan verbinden.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie.
2.Arrest Chakroun van 4 maart 2010, ECLI:EU:C:2010:117 en arrest O. e.a. van 6 december 2012, ECLI:EU:C:2012:776.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Op grond van artikel 3.75, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit(Vb).
6.Op grond van artikel 3.24 van het Voorschrift Vreemdelingen (VV).
7.Op grond van artikel 3.75, derde lid van het Vb.
8.Zoals neergelegd in artikel 3.22 en artikel 3.75 van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
9.Zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).