Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De IND werpt feiten en omstandigheden die noodgedwongen door de vlucht zijn ingegeven, niet tegen'.Door in het besluit alleen te stellen dat dit het oordeel niet anders maakt, lijkt verweerder te impliceren dat die omstandigheid niet relevant is. In ieder geval geeft het bestreden besluit er geen blijk van dat verweerder dit heeft betrokken bij zijn oordeel, terwijl verweerder gelet op de genoemde jurisprudentie en het eigen beleid wel gehouden was dit te doen. Verweerder heeft dan ook ten onrechte niet gemotiveerd waarom ondanks de omstandigheid dat de situatie noodgedwongen was, toch deze contra-indicatie wordt tegengeworpen. De beroepsgrond slaagt. Het besluit is dan onvoldoende gemotiveerd en daarmee in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en verweerder moet een nieuw besluit nemen binnen zes weken. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek te passeren met 6:22 van de Awb of de rechtsgevolgen in stand te laten. Verweerders latere motivering voldoet namelijk ook niet, gelet op het volgende.
Beslissing
J.M. van der Stouwe, griffier.