ECLI:NL:RBDHA:2022:12695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
NL22.12533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van een Braziliaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Braziliaanse vreemdeling. Eiseres, geboren in 1982, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. D. Gürses, en een tolk, A.E. Muniz. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. Janssen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn bestreden door eiseres. Eiseres voerde aan dat een lichter middel, zoals een meldplicht, opgelegd had kunnen worden in plaats van de maatregel van bewaring. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen, omdat de motivering in de maatregel van bewaring voldoende was en verweerder rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Ook werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.12533
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.E. Muniz. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Braziliaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1982.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft bestreden.
Lichter middel
4. Eiseres voert aan dat een lichter middel opgelegd kon worden in plaats van de maatregel van bewaring. Ze verblijft bij haar vriend in [plaats] , wat deze vriend ook heeft bevestigd. Ze heeft zich niet onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen en zal dit ook niet doen. Er had haar een meldplicht opgelegd kunnen worden, waarmee ze de mogelijkheid zou krijgen om een nieuwe verblijfsaanvraag in te dienen en anders zo mogelijk zelfstandig te vertrekken.
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen volgt in beginsel uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen. Volgens vaste rechtspraak1 mag verweerder niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet hij in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Daarbij moet verweerder ook ingaan op de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling en datgene wat de vreemdeling aanvoert in het kader van het lichter middel.
6. Dat heeft verweerder in deze zaak gedaan en de rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de motivering in de maatregel van bewaring, geen lichter middel hoefde toe te passen. De beroepsgrond slaag niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1309).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
13 juli 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. D. Verduijn M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.