ECLI:NL:RBDHA:2022:12670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/09/632306 / KG RK 22-904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot parkeerbelasting

Op 19 september 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door JuraanZee 14 B.V., vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. Fasseur. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. G.P. Kleijn, de rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Verzoekster stelde dat de rechter op zitting aan de wederpartij had gevraagd hoe deze de procedure had ervaren, zonder deze vraag ook aan verzoekster te stellen. Dit zou volgens verzoekster hebben geleid tot een onpartijdige behandeling van de zaak.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat ook de gemachtigde van verzoekster om een reactie is gevraagd, en dat deze gelegenheid ook is benut. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter een zekere vrijheid heeft om vragen te stellen, ongeacht de relevantie daarvan voor de juridische beoordeling. Er was geen bewijs dat de rechter al een oordeel had gevormd op basis van de gestelde vragen, waardoor er geen sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/41
zaak- /rekestnummer: C/09/632306 / KG RK 22-904
Beslissing van 19 september 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
JuraanZee 14 B.V.,vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: mr. D. Fasseur,
strekkende tot de wraking van
mr. G.P. Kleijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 5 juli 2022,
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 juli 2022,
- de brief van verzoekster van 19 juli 2022 en
- de schriftelijke reactie van de rechter van 31 augustus 2022.
1.2.
Op 5 september 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de heer [vertegenwoordiger] en mr. D. Fasseur,
  • mr. [A] en mr. [B] , namens het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorders.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 19/6709 en 20/5087 tussen verzoekster en de wederpartij, betreffende een door verzoekster ingediend beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de wederpartij op zitting is gevraagd hoe hij de procedure heeft ervaren, terwijl dat niet tevens aan verzoekster is gevraagd. Deze vraag is irrelevant voor de juridische beoordeling van de zaken. Aldus heeft geen eerlijke en onpartijdige behandeling plaatsgevonden, aldus verzoekster.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer overweegt dat de stelling van verzoekster dat de rechter op zitting aan de wederpartij heeft gevraagd hoe hij de procedure heeft ervaren terwijl dat niet aan verzoekster zou zijn gevraagd, geen steun vindt in het proces-verbaal van de zitting. Daaruit volgt dat ook de gemachtigde van verzoekster is gevraagd om een reactie en dat de gemachtigde vervolgens van die gelegenheid ruimschoots gebruik heeft gemaakt. Voorts is de wrakingskamer van oordeel dat de rechter een zekere mate van vrijheid heeft om indien nodig vragen te stellen, los van de relevantie van die vragen voor de juridische beoordeling. Niet is gebleken dat de rechter met het stellen van de vraag reeds zijn oordeel had gevormd, zodat dit niet kan worden aangemerkt als een vorm van vooringenomenheid of partijdigheid. Daarom wordt het verzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar gemachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M. Nijenhuis en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Roelands en in het openbaar uitgesproken op
19 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.