ECLI:NL:RBDHA:2022:12667
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens te late indiening en gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid
In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.G. Meeder, rechter bij de Rechtbank Den Haag, in een procedure betreffende een beroep tegen de afwijzing van een bijstandsuitkering. Het wrakingsverzoek is ingediend op 6 juli 2022, 13 dagen na de mondelinge behandeling op 23 juni 2022. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat zij geen redelijke verklaring hebben gegeven voor de late indiening. De wrakingskamer overweegt dat verzoekers na de mondelinge behandeling contact hebben opgenomen met de rechtbank om het onderzoek te heropenen, wat impliceert dat zij eerder het wrakingsverzoek hadden kunnen indienen. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter een actieve rol kan spelen in de procedure, en dat de kritische houding van de rechter niet automatisch leidt tot de schijn van partijdigheid. De suggestie van heimelijke opnames van de mondelinge behandeling door verzoekers is niet onderbouwd met aanwijzingen. De wrakingskamer concludeert dat het verzoek niet alleen te laat is ingediend, maar ook inhoudelijk niet kan worden toegewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige wrakingskamer en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022.