ECLI:NL:RBDHA:2022:12667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/09/632258 / KG RK 22-900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens te late indiening en gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid

In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.G. Meeder, rechter bij de Rechtbank Den Haag, in een procedure betreffende een beroep tegen de afwijzing van een bijstandsuitkering. Het wrakingsverzoek is ingediend op 6 juli 2022, 13 dagen na de mondelinge behandeling op 23 juni 2022. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat zij geen redelijke verklaring hebben gegeven voor de late indiening. De wrakingskamer overweegt dat verzoekers na de mondelinge behandeling contact hebben opgenomen met de rechtbank om het onderzoek te heropenen, wat impliceert dat zij eerder het wrakingsverzoek hadden kunnen indienen. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter een actieve rol kan spelen in de procedure, en dat de kritische houding van de rechter niet automatisch leidt tot de schijn van partijdigheid. De suggestie van heimelijke opnames van de mondelinge behandeling door verzoekers is niet onderbouwd met aanwijzingen. De wrakingskamer concludeert dat het verzoek niet alleen te laat is ingediend, maar ook inhoudelijk niet kan worden toegewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige wrakingskamer en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/40
zaak- /rekestnummer: C/09/632258 / KG RK 22-900
Beslissing van 22 augustus 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], verzoeker,
[verzoekster], verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde mr. M.G.P. Glas,
strekkende tot de wraking van
mr. C.G. Meeder,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 juni 2022;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 juli 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 20 juli 2022;
- het verzoek van de gemachtigde van verzoekers om het wrakingsverzoek achter gesloten deuren te behandelen van 3 augustus 2022;
- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van verzoekers van 8 augustus 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 8 augustus 2022 zijn verschenen:
- de gemachtigde van verzoekers, bijgestaan door mr. J.I. Echteld;
- de rechter;
- mevrouw [naam] namens de wederpartij in de hoofdzaak.
1.3.
De wrakingskamer heeft het verzoek om het wrakingsverzoek achter gesloten deuren te behandelen afgewezen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR AWB 20/6979 tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van [gemeente] , waarin het gaat om een beroep tegen de afwijzing van een bijstandsuitkering.
2.2.
Verzoekers hebben, zoals blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek en nader is toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekers zijn van mening dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2022 kennelijk partij heeft gekozen voor de wederpartij en dat in zijn uitlatingen over de bewijslastverdeling al een eindoordeel besloten lag. Dit volgt met name uit de bewoordingen die de rechter aan het einde van de zitting gebruikte. Als verklaring voor de late indiening van het wrakingsverzoek geven verzoekers aan dat zij de Nederlandse taal nauwelijks machtig zijn en dat hun zoon wat op zitting is besproken voor hen heeft vertaald. Dit heeft het moeilijk gemaakt de rechter onmiddellijk te wraken. Bovendien is verzoeker direct na de mondelinge behandeling naar Marokko gevlogen. Hierdoor heeft het overleg tussen hem en zijn gemachtigde vertraging opgelopen. Tot slot meent de gemachtigde van verzoekers dat aan het indienen van een wrakingsverzoek overleg en reflectie vooraf moet gaan.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
De door verzoekers aangevoerde omstandigheden zijn aan hen bekend geworden tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2022. Het verzoek is gedaan op 6 juli 2022. Voor het tijdsverloop van 13 dagen hebben verzoekers geen redelijke verklaring gegeven. Daartoe overweegt de wrakingskamer dat verzoekers na de mondelinge behandeling op 29 juni 2022 contact met de rechtbank hebben opgenomen om het onderzoek te laten heropenen. Aangezien aan het verzoek om heropening ook een overleg tussen verzoekers en hun gemachtigde vooraf is gegaan, overweegt de wrakingskamer dat verzoekers het wrakingsverzoek eerder hadden kunnen indienen. Verzoekers hadden prioriteit moeten geven aan het indienen van het wrakingsverzoek. Dat voor het indienen van een wrakingsonderzoek reflectie nodig is, verklaart nog niet waarom verzoekers in het verzoek om heropening niet al melding hebben gemaakt van een later mogelijk in te dienen wrakingsverzoek. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat het verzoek te laat is ingediend. Verzoekers kunnen dan ook niet worden ontvangen in het verzoek.
3.4.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat het tot de taak van een rechter behoort om naar aanleiding van de stellingen van partijen nader onderzoek te doen en, indien nodig, kritische vragen te stellen en kritische opmerkingen te maken, zoals in dit geval over de bewijslastverdeling tussen partijen. Een rechter kan hierbij een actieve houding aannemen en heeft hierbij een zekere mate van vrijheid. De wrakingsgronden zien met name op de wijze waarop de rechter heeft gereageerd op uitlatingen van verzoeker. Deze reacties zijn door verzoekers als te voorbarig ervaren en geven volgens verzoekers blijk van een eindoordeel en het kennelijk partij kiezen van de rechter voor verweerder. De wrakingskamer overweegt dat de rechter aan het eind van de zitting zijn reactie op een opmerking van verzoeker onhandig en weinig subtiel heeft geformuleerd en kan zich voorstellen dat dit een onprettig gevoel bij verzoekers heeft doen ontstaan. Een kritische en actieve houding kan omslaan in een houding die (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid doet ontstaan. Op basis van de beschikbare informatie kan de wrakingskamer echter niet tot het oordeel komen dat de rechter met zijn kritische bewoordingen dit omslagpunt heeft gepasseerd. Hierbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat beide partijen in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunten kenbaar te maken en niet is gebleken dat de rechter met zijn reactie op een opmerking van verzoeker al zijn eindoordeel heeft willen geven. Dit betekent dat het wrakingsverzoek ook inhoudelijk niet toegewezen zou zijn.
3.5.
De rechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek de suggestie gewekt dat de gemachtigde van verzoekers of verzoekers zelf heimelijk een opname van de mondelinge behandeling hebben gemaakt. De wrakingskamer hecht eraan vast te stellen dat daarvoor geen aanwijzingen zijn gevonden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1. vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoekers p/a hun gemachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, R. Cats en E.A.W. Schippers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C. de Grauw en in het openbaar uitgesproken op
22 augustus 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.