ECLI:NL:RBDHA:2022:12652
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser had asiel aangevraagd in Nederland, maar op 2 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder) meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op dezelfde dag telefonisch aan de rechtbank laten weten dat zij geen contact meer heeft met eiser en niet weet waar hij zich bevindt.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder was eveneens vertegenwoordigd. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat eiser niet is verschenen ter zitting en ook geen contact heeft opgenomen. Gelet op de vaste jurisprudentie en de mededeling van de gemachtigde van eiser, concludeert de rechtbank dat eiser niet langer prijs stelt op de internationale bescherming die hij aanvankelijk zocht.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.